Renaissance: Theater en Commedia dell'Arte

                  Commedia dell'arte
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

                  Commedia dell'arte

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je al over 'commedia dell'arte'?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Commedia dell'Arte
  • Italië ca. 1600
  • Populair volkstheater - op straat
  • Oorsprong improvisatie-theater / korte scenes / plat vermaak / komedie
  • Slapstick


Slide 4 - Diapositive

  • nieuwe theaters 
  • Commedia dell' Arte
  • Theater in Engeland
  • Masquerades
In de Renaissance ontstonden er nieuwe theatervormen en werden er nieuwe theaters gebouwd. Hoewel de Romeinse theaters een grote inspiratiebron vormden werden er toch een aantal grote aanpassingen gemaakt. Zo werd het klassieke model van podium vervangen door een podium dat meer diepte kon geven aan de scène. Ook zouden voor het eerst coulissen gebruikt worden. Hoewel deze veranderingen meer spelmogelijkheden boden zou het grootste deel van de handelingen echter nog steeds op het voortoneel plaatsvinden.
De allerbelangrijkste bijdrage aan de theatergeschiedenis vormde de 
Commedia dell'arte: (vertaald= blijspel van het ambacht) bij dit blijspel wordt de tekst  geïmproviseerd naar aanleiding van een van te voren in grote lijnen vastgelegde intrige. Daarbij komen steeds dezelfde 
types / personages terug. In de zestiende eeuw in Italië komt dit genre heel erg op. Daarna is de commedia dell'arte nog van 
belang in de dans en bij de komedieschrijver: Molière. 
In Engeland werden er regelmatig voorstellingen gehouden op binnenplaatsen van herbergen. In de tweede helft van de 16e eeuw werden in Londen de eerste permanente theaters gebouwd. Toen werden er rond het podium balkons opgetrokken, meestal drie boven elkaar. In één van deze balkons werden loges onderverdeeld waar de meer welstellende gasten plaats konden nemen. Op de andere balkons werden banken voorzien. Voor de armste laag van de bevolking werden enkel onoverdekte staanplaatsen in het midden van de cirkel voorzien. Het geheel deed denken aan de indeling van een klassiek Romeins theater. Het eerste echte Engelse theater werd in 1576 gebouwd door James Burbage en heette eenvoudigweg The Theatre. 
De masque vond zijn oorsprong in Noord-Italië aan de hofhoudingen van adellijke families zoals de Medici en was bedoeld als opluistering voor verscheidene feestelijkheden. Via Frankrijk raakte de masque uiteindelijk vooral in Engeland populair, en ontwikkelde zich er tot een exuberant spektakel, waarvoor vooraanstaande schrijvers en componisten de tekst en muziek leverden. Doorgaans betrof het allegorische onderwerpen die vaak door leden van de aristocratie zelf zingend en dansend ten tonele werden gebracht. Het was de gewoonte dat een vorst met een uitvoerige masque verwelkomd werd. Medio 17e eeuw raakte de masque in de verdrukking door toedoen van de opkomende opera, hetgeen niet wegnam dat de eerste opera's nog vele elementen van de masque bevatten. Een masque bevatte naast muziek en dans ook nog gesproken tekst, en legde sterk de klemtoon op weelderige kostumering en elegante, sierlijke intermezzi. 
Theater in de Renaissance 

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn de kenmerken van een 'typetje' en noem een voorbeeld

Slide 6 - Question ouverte

Typetjes commedia dell'arte

Slide 7 - Diapositive

  • Improvisatietheater
  • Hoofdplot
  • Zanni's
  • Vaste herkenbare karakters
Deze vorm van theater steunde meer op de acteur dan op de schrijver. De dialoog werd helemaal geïmproviseerd. Er was meestal een hoofdplot: twee jonge geliefden willen elkaar ontmoeten of met elkaar trouwen. 
Er was meestal een hoofdplot: twee jonge geliefden willen elkaar ontmoeten of met elkaar trouwen. Het verliefde meisje had
meestal een bediende die ook vertrouwelinge was. Haar vader probeerde de ontmoeting met de geliefde tevoorkomen. De vader heeft een kennis die advocaat is en er komt ook nog een kapitein in het hoofdplot voor. 
Het subplot werd door de zanni (komische knechten)  ingevuld: vaak helemaal geïmproviseerd met de nadruk op grappen en visuele 
humor. Deze zanni haalden vaak acrobatische sprongen uit. Ze droegen altijd een masker, waardoor ze geen expressie op het gezicht als middel konden gebruiken. 
Omdat de types in de commedia dell'arte heel herkenbaar waren (Pantalone de oude vader, draagt altijd sloffen en heeft 
een spits sikje; de Arlecchino draagt een geruit pak: zo kennen wij hem nog als harlekijn.) en de acteurs altijd dezelfde personages speelden, versmolten de acteurs vaak met hun rol: persoonlijkheid  van de acteur en van het type dat hij speelt, werd een geheel. 
Commedia dell 'Arte

Slide 8 - Diapositive

Pantalone, Il Dottore, Il Capitane            
                   (de oude mannen)
 Pantalone = de vader,
vaak met een rood pak, sloffen en een
spits sikje; hij wil het meisje uithuwelijken
aan een andere man; meestal
vertegenwoordigt hij het autoritaire type,
en wordt daarin karikaturaal neergezet.
Van beroep is Pantalone koopman, en hij
heeft een erg driftig karakter. 
De andere personages hadden vaak wel
een masker, en waren meer clownesk
aangekleed. Bij hen was pantomime even
belangrijk als het spel. 
Il dottore = graziano, de kennis van pantalone die advocaat is, meestal  met  een brilletje. Hij is een charlatan, een  betweterige rechtsgeleerde of geneeskundige, die steeds iedereen probeert te overtuigen van zijn gelijk. Zijn conclusies zijn altijd zeer onnozel, absurd ( wat vierkant is is niet rond), en als  eigenaardigheid heeft il dottore de gewoonte zich heel erg vaak te verspreken. 
Il capitano = een snoevende, laffe militair met een grote snor, een haakneus en heeft een donkere huidskleur. Hij is  zwierig uitgedost met een zwaard, cape en hoed met pluimen. Hij heeft de neiging 
enorm op te scheppen maar wordt altijd ontmaskerd

Slide 9 - Diapositive

de Zanni (knechten)
De zanni = knechten, waarvan er meestal een slim was en een dom: Arlecchino, Pulcinella, Pedrolino, Scapino, Mezzetino, 
Scaramuccia, Brighella. Deze zanni hadden vaak grappen die helemaal los stonden van de opvoering: dat zijn de zogenaamde 'lazzi': pantomime, 
voordracht enz. 
De andere knechten (Brighella en
Scaramuccia) kregen vaak teleurstellingen
te verwerken. De commedia dell'arte was
echt volksvermaak dat op straten en
pleinen werd opgevoerd. Ook werden ze
uitgenodigd om bij de vorstenhoven op te
treden. 
Pulchinella ( in het engels: Punch en bij ons: Jan Klaassen) heeft een grote haakneus, een gebochelde rug, een lange puntmuts en hij danst veel.
Arlecchino is een heel beweeglijke figuur
die steeds springt en buitelt. Hij heeft een
geruit pak aan. 

Arlecchino
Pulcinella
Brighella en
Scaramuccia

Slide 10 - Diapositive

de innamorati 
de innamorati = de geliefden; de innamorata = het verliefde meisje: zij 
droegen nooit maskers en bij hun spel moest het altijd om het mooie van de  oprechte liefde draaien. Bij hun spel lag de nadruk op literaire aspecten: fraaie voordrachtskunst, poëzie, scherpzinnigheid.

Slide 11 - Diapositive

Commedia Dell'Arte

Il Capitano - arrogant, intimideert het gewone volk maar is eigenlijk totaal niet moedig

Zanni - knechten
The Lion King

Slide 12 - Diapositive


Arlecchino - snelle grappenmaker (knecht), zeer populair

Brighella - slecht, steelt, gemeen en gewelddadig naar mensen met lagere status (knecht)

Slide 13 - Diapositive


Inamorati - de jonge geliefdes, lichtvoetig, luchtig, verliefd, grappig


Vecchi - de oude baas, nobel, rechtvaardig, moedig



Slide 14 - Diapositive

Geïmproviseerd scenario
  • De tekst was geïmproviseerd maar de verhaallijn stond meestal vast in een scenario.
  • Acteurs speelden 1 of 2 vaste karakters in hun leven, en werkten nauw samen met medespelers - dus goed op elkaar ingespeeld
  • Vaste thema's/overdreven spel

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Hofcultuur 
Theater

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Oefeningen 'typetje':
1. Ga staan met je gebogen benen wijd en je kruis en kin naar voren

2. Ga staan met je billen samen geknepen, op de bal van de voet en je neus in de lucht

3. Ga staan met gebogen benen, knieën naar elkaar toe, kijk schuin naar beneden.

HOE VOEL JE JE? 

Slide 21 - Diapositive

van Italië naar Frankrijk
Al ruim voor de zeventiende-eeuws werd Italië beheerst door het ideaal van de Renaissance. De herontdekking van de klassieken die aan de Renaissance te grondslag lag, had op alle terreinen van de kunst tot vernieuwingen geleid. Deze vernieuwingen kregen onder meer gestalte in de Italiaanse hofcultuur, die daarmee een voorbeeld werd voor latere hofculturen elders in Europa.

Het Franse theater kon zich gaan ontwikkelen door toedoen van kardinaal Richelieu. Met zijn inzet droeg hij bij aan de professionalisering van het theater en de sociale acceptatie ervan. 

- Professionalisering: Hij gaf het beroep van acteur een legale status en versterkte de randvoorwaarden/ infrastructuur (beter huisvesting, geld, bescherming, artistieke medewerkers) en / of hij stimuleerde concurrentie, waardoor de kwaliteit en het artistieke niveau verbeterde.
- Sociale acceptatie: Het belang van het publieke, nationale theater werd bevestigd: het theater werd toegankelijk gemaakt voor een breder publiek door uitbreiding van het repertoire en/of het literaire/psychologische/dramatische niveau kreeg meer aandacht, waardoor ook de hogere klasse (adel en gegoede burgerij) meer belangstelling kreeg.

Slide 22 - Diapositive

  • Lodewijk XIV
  • Franse Tragedie
  • Aristotelische regels
  • Bedrijven en tonele
In het klassieke drama wordt er vastgehouden aan de drie eenheden van Aristoteles: Eenheid van tijd = het op het toneel voorgestelde gebeuren mag de tijdsduur van een etmaal niet overschrijden. de eenheid van plaats = het geheel moet zich op dezelfde of nagenoeg 
dezelfde plaats afspelen. De eenheid van handeling = geen niet terzake doende nevenintriges mogen de strakke lijn verstoren. Zowel Racine als Corneille als Molière zijn vertegenwoordigers van dit 
klassieke drama
Het klassiek drama wordt opgedeeld in bedrijven en elk bedrijf is weer 
onderverdeeld in tonelen: dit is een spelfragment waarin het aantal aanwezige personen niet verandert. Een toneelstuk kan voorafgegaan worden door een proloog en afgesloten worden door een epiloog. 
De regeringsperiode van Lodewijk XIV gold als een bloeitijd van het Franse theater. Kardinaal Richelieu, eerste minister van Staat en invloedrijkste raadgever van Lodewijk XIV, bleek een belangrijk pleitbezorger van het publieke theater. Omstreeks 1641 kreeg het beroep van acteur dankzij hem een legale status. Richelieu kende twee reeds bestaande gezelschappen extra middelen en bovendien een eigen theater toe. Parijs kreeg daardoor twee gesubsidieerde gezelschappen, een voor de komedie en een voor de tragedie. Beide gezelschappen werden voorzien van vormgevers en Franse toneelschrijvers.

Theater in de 17e eeuw: Tragedie
De invloed van de Italiaanse cultuur was groot, maar de Franse kunstenaars wisten zich daar gaandeweg aan te ontworstelen. Een groep Franse schrijvers bestudeerde de klassieke literaire werken en ging zich daarna bezighouden met stelregels en grammatica van het drama. Hiermee werd de basis gelegd voor de Franse tragedie. Dit genre bereikte zijn hoogtepunt in het werk van Corneille en Racine. Molière ontwikkelde de Franse komedie.

Slide 23 - Diapositive

  • Molière
  • Comédie
    Française
Molière was de zoon van een hoffunctionaris en kreeg zijn opleiding op  een jezuïtenschool. Molière werd later  leider van een toneelgezelschap en reisde rond door Frankrijk. Zijn stukken waren 
gebaseerd op de improvisatie-stijl van de commedia dell'arte,  door Molière zelf bewerkt ( bijvoorbeeld in l'avare - de vrek). 
Zijn komedies zijn eigentijds en zeer frans, waardoor ze waarschijnlijk zo succesvol waren. Ook traden ze op in Versailles voor Lodewijk XIVe. Molière heeft verder nog deze stukken geschreven: Tartuffe, Le 
Misanthrope, Les Femmes Savantes, L'Avare, Le Bourgeois gentilhomme, Le Malade imaginaire. 
Theater in de 17e eeuw: Komedie
Na de dood van Molière verbleekt het Franse theater enigszins maar dan wordt de Comédie Française opgericht, waarin het 
toneelgezelschap van Molière en nog een ander toneelgezelschap samengevoegd worden: daarmee worden de tradities van 
Molière hoog in het vaandel gehouden. 

Slide 24 - Diapositive

Van Italië naar Frankrijk

  • De intermedi, die aan het hof van de Medici te Florence (16e eeuw) worden opgevoerd, spelen een grote rol in het ontstaan van de opera en de theaterdans. Deze tussenspelen werden opgevoerd tussen de bedrijven van een toneelstuk door. De intermedi stonden los van de inhoud van het toneelstuk en groeiden uit tot muziek- dans en zangspektakels.
  • Catharina De’ Medici introduceert de Italiaanse stijl aan het Franse hof. Het hofballet ontwikkelt zich. Kenmerkend hiervoor zijn o.a. de figuurdansen. De optredens van de dansers (veelal hovelingen) vinden plaats op binnenplaatsen en in feestzalen. Het publiek kijkt meestal van bovenaf (vanaf galerijen) naar het ballet. N.B: er bestaat een verschil tussen hofdans en hofballet. Onder hofdansen verstaan we de gezelschapsdansen die hovelingen met elkaar uitvoerden tijdens feesten e.d. Er is sprake van hofballet wanneer de dansen uitgevoerd worden als onderdeel van een theatervoorstelling voor publiek.

Slide 25 - Diapositive

Checkvragen
1. Wat zijn 'intermedi'?

2. Noem een voorbeeld van een typetje uit de commedia dell'arte 

3. Van welke toneelsoort is commedia dell'arte de voorloper? 

4. Het theater professionaliseert. Noem 3 vernieuwingen 





Kort muzikaal/theater intermezzo tussen de akten van een theaterstuk, voorloper van de opera.
Pantalone, Il Dottore, Il Capitano, Colombina , de Innamorati , Pedrolino,  Scaramuccia (ook bekend als Scaramouche), La Signora...
Improvisatietheater
Bouwen van theaters.
Het klassieke model van podium werd vervangen door een podium dat meer diepte kon geven aan de scène. 
Nieuw: coulissen. Het grootste deel van de handelingen zou echter nog steeds op het voortoneel plaatsvinden.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo