Herhaling taal thema 4

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Herhaling thema 4

Geef een voorbeeld van een telwoord

Welke woord is geen telwoord?

1. honderd
2. zoveelste
3. minder
4. nummer

puntkomma (;)

dubbele punt (:)

komma (,)

Dit leesteken gebruik je tussen twee hoofdzinnen

Dit leesteken gebruik je voor en opsomming of verklaring en bij de directe reden

Dit leesteken gebruik je wanneer je iemand aanspreekt, tussen twee persoonsvormen, bij opsommingen en om de lezer te helpen bij het begrijpen van een zin 

Welk leesteken hoort in deze zin:
Hij ging meteen naar huis [...] zijn vriend bleef nog even.

Welk leesteken hoort in deze zin:
Hij keek thuis twee films [...] Superheld deel II en de reddertjes.

Welk leesteken hoort in deze zin:
's Nachts droomde hij ervan [...] maar het was geen nachtmerrie.

Is deze zin bedrijvend of lijdend?
De jury geeft een cijfer.

1. bedrijvend
2. lijdend

Is deze zin bedrijvend of lijdend?
De dressuur wordt door Inna goed uitgevoerd.

1. bedrijvend
2. lijdend

Is deze zin bedrijvend of lijdend?
Inna ontvangt een prijs.

1. bedrijvend
2. lijdend

Is deze zin bedrijvend of lijdend?
Inna's naam wordt omgeroepen door de jury.

1. bedrijvend
2. lijdend

Zet de zin in lijdende vorm.
De jury prijst haar paard.

Zet de zin in lijdende vorm.
Inna bedankt haar paard.

Welk lijdend voorwerp hoort bij welk onderwerp?

me

je

zich (ev)

zich (mv)

ons

je / jullie

Ik was ... 

Jij wast ... 

Hij / zij wast ...

Wij wassen ...

Jullie wassen ...

Zij wassen ...