Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 100 min
Éléments de cette leçon
Economie
Paragraaf 6.3 Klas 4B
Slide 1 - Diapositive
de sociale zekerheid wordt betaald met......
A
Belastinggeld en sociale premies
B
sociale premies
C
Belastinggeld
Slide 2 - Quiz
De afkorting WIA staat voor..
A
Weet ik allemaal
B
Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
C
Wet inkomen asocialen
Slide 3 - Quiz
Wie heeft er recht op een WAJONG uitkering?
A
jongeren die een bijbaan zoeken
B
jongeren die geen zin hebben om te werken
C
jongeren die geen opleiding hebben
D
jongeren met een ziekte of handicap
Slide 4 - Quiz
Iedereen heeft recht op een AOW- uitkering als de AOW-leeftijd bereikt is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Sociale voorzieningen worden betaald met ...
A
sociale premies
B
belastinggeld
Slide 6 - Quiz
Waarop zit geen accijns?
A
alcohol
B
benzine
C
tabak
D
voedsel
Slide 7 - Quiz
Het gemeentehuis valt onder...
A
Particuliere sector
B
Collectieve sector
Slide 8 - Quiz
De Intertoys behoort tot de ....
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector
Slide 9 - Quiz
Paragraaf 6.3
Slide 10 - Diapositive
Wat weet je al van Prinsjesdag?
Slide 11 - Carte mentale
Slide 12 - Vidéo
We hebben in Nederland 16 ministers
Iedere minister krijgt zijn eigen portefeuille (portemonnee).
Het geld in deze portefeuille kunnen zij uitgeven.
Bijvoorbeeld aan zorg of onderwijs.
Slide 13 - Diapositive
Welke minister is dit dan?
Slide 14 - Question ouverte
Wat zit er niet in het Prinsjesdag-koffertje?
A
De Troonrede
B
De rijksbegroting
C
De Miljoenennota
Slide 15 - Quiz
Rijksbegroting
De rijksbegroting is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die de rijksoverheid in het komende jaar verwacht.
Slide 16 - Diapositive
Wat staat er in de rijksbegroting?
A
de inkomsten en uitgaven van de overheid
B
wat er in de koffer zit
C
alleen de inkomsten van de overheid
D
alleen de uitgaven van de overheid
Slide 17 - Quiz
Miljoenennota
De miljoenennota is een toelichting op rijksbegroting door de minister van Financiën. Hierin wordt uitgelegd waarom de bedragen hoger of lager zijn dan het jaar ervoor.
Pas nadat de Tweede en Eerste Kamer de rijksbegroting hebben goedgekeurd, mag de regering de plannen uitvoeren
Slide 18 - Diapositive
Juist of onjuist? De miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Begrotingstekort
Een begrotingssaldo is het verschil tussen de verwachte inkomsten en uitgaven.
Er is sprake van een begrotingstekort als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn.
De landen in Europa hebben afgesproken hun begrotingstekort te verminderen
Slide 20 - Diapositive
Bij een begrotingstekort verwacht de overheid ...
A
meer inkomsten dan uitgaven
B
meer uitgaven dan inkomsten
Slide 21 - Quiz
Staatsschuld
De staatsschuld is de schuld van de overheid. Die schuld ontstaat omdat de overheid geld leent als er een begrotingstekort is.
Over de totale schuld betaalt de overheid rente.
Slide 22 - Diapositive
De schuld van de overheid die is ontstaan door te veel geld te lenen noemen we een:
A
overheidsschuld
B
lening
C
staatsschuld
D
premie
Slide 23 - Quiz
Gemeentelijke uitgaven
Ook een gemeente maakt een begroting. Daarop staan de verwachte inkomsten en uitgaven van een gemeente.
Een gemeente geeft bijvoorbeeld geld uit aan wegen en plantsoenen. Of aan subsidies voor (sport)verenigingen en geld voor de Jeugdzorg
Slide 24 - Diapositive
Overzicht van de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van de rijksoverheid voor het komend jaar.
Ontstaat als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn.
Toelichting op de rijksbegroting door de minister van Financiën.
Miljoenennota
Rijksbegroting
Begrotingstekort
Slide 25 - Question de remorquage
Waaraan denk je dat het meeste geld wordt uitgegeven door de overheid?
Slide 26 - Question ouverte
Waar zou jij meer geld aan uitgeven als jij de overheid was?