ein kein rangtelwoorden klok kijken

Grammatik Wiederholung (herhaling) 
DER kan je vervangen door ER (hij)
DIE kan je vervangen door SIE (zij)
DAS kan je vervangen door ES (het)
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatik Wiederholung (herhaling) 
DER kan je vervangen door ER (hij)
DIE kan je vervangen door SIE (zij)
DAS kan je vervangen door ES (het)

Slide 1 - Diapositive

Das Hotel
A
er
B
sie
C
es

Slide 2 - Quiz

Felix und Lina
A
er
B
sie
C
es

Slide 3 - Quiz

Seine Schwester
A
er
B
sie
C
es

Slide 4 - Quiz

EEN = EIN of EINE
EEN wordt vertaald naar ein of eine
ein = mannelijk en onzijdig

eine = vrouwelijk
(krijgt dus een -e) 

Slide 5 - Diapositive

GEEN = KEIN of KEINE
GEEN wordt vertaald naar kein of keine
kein = mannelijk en onzijdig

keine = vrouwelijk
(krijgt dus een -e) 

Slide 6 - Diapositive

Frau
A
ein
B
eine

Slide 7 - Quiz

(een) Baby
A
Ein
B
Eine

Slide 8 - Quiz

(geen) Frage
A
kein
B
keine

Slide 9 - Quiz

Rangtelwoorden

2 t/m 19
getal + te
vierte, achte

vanaf 20
getal + ste
zwanzigste, einundzwanzigste
Uitzonderingen

erste = eerste
dritte = derde
achte = achtste
siebte = zevende





Slide 10 - Diapositive

tweede
A
zweite
B
zweitte

Slide 11 - Quiz

derde
A
dritte
B
dreite

Slide 12 - Quiz

eerste
A
erste
B
einste

Slide 13 - Quiz

20ste
A
zwanzigte
B
zwanzigste

Slide 14 - Quiz

S. 54 Uhrzeiten Aufgabe 11.2
Twee woorden voor uur: Stunde en Uhr.
Uhr = kloktijden: es ist zwei Uhr.
Stunde = andere gevallen.
Hij heeft een uur gewacht: er hat eine Stunde gewartet. 

Slide 15 - Diapositive

S. 54 Uhrzeiten Aufgabe 11.2
Het is drie uur: es ist drei Uhr
Het is half drie: es ist halb drei
Het is kwart over drie: es ist Viertel nach drei.
Het is kwart voor vier: Es ist Viertel vor vier.

Slide 16 - Diapositive

Es ist viertel nach sieben
A
het is kwart voor zeven
B
het is kwart over zeven

Slide 17 - Quiz

Es ist Viertel vor neun
A
het is kwart over negen
B
het is kwart voor negen

Slide 18 - Quiz

het is tien uur
A
Es ist acht Stunde
B
Es ist neun Uhr
C
Es ist zehn Stunde
D
Es ist zehn Uhr

Slide 19 - Quiz

Hausaufgaben
- Hören 10.2 + 14.2
- Lesen 10.1 + 11.1
- Uhrzeiten 11.2
- 13.1 + 13.2 Ausspr.
- 14.1 Plauderecke A

Slide 20 - Diapositive