Frans-4 havo-20/05/

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Doelen van deze les 

Na deze les kun je  : 

- bijzondere werkwoorden  op '' er '' vervoegen 

- zinnen in het Frans ontkennend maken,

- de lidwoorden herkennen en in een zin toepassen 

- je zelf  in het Frans voorstellen.

- eigen onderwerp voor de spreektoets kiezen. 

Aujourd'hui nous allons : 

- Doeltaal-Voertaal : datum- het weer- comment ça va ?

-Het lidwoord : herhaling regel + nakijken exercices 24At/m24C.

- Ontkenning: herhaling regel + oefenen met D toets 

-De werkwoorden : bijzondere ww op ''er'' + partir en vivre : oefenen met D toets.

- Voorbereiden voor de TW : spreektoets Deel1 +2 (se présenter+ eigen onderwerp.

 Huiswerk + Feedback 

 

C'est quel jour aujourd'hui? 

Aujourd'hui c'est le : 

Jeudi 20(vingt) mai 2021 (deux mille vingt et un )

Quel temps fait- il ? 

Il est fait ..........aujourd'hui

il fait froid

il fait chaud

il pleut 

il fait du vent 

il fait beau et le soleil brille

il est nuageux 

Wat weet je nog ? 

Vivre

1. leven
2. eten
3. uitgaan
4. slapen

de sleutel

1. la chambre
2. la clé
3. la cuisine
4. la fille

het vooroordeel

1. le père
2. quitter
3. la queue
4. le préjugé

Ik heb er genoeg van !

Qu'est ce que vous voyez sur la photo ? évcrivez le mot en français

Avec modération

1. de ruzie
2. zich vergissen
3. met mate
4. vies maken

Het lidwoord 

   Herhaling klas 1                 

Herhaling klas 2 en 3 

Exercice 24A

1 In de tuin van het hotel staat een boom.

2 De organisatie van het feest vraagt veel tijd.

3 Bij het ontbijt eten we croissants.

4 Ik houd niet van appels en ik heb een hekel aan bananen.

5 Donderdags train ik voor de voetbalwedstrijd.

6 Zijn jongens sportiever dan meisjes?

Exercice 24B- 1

a un (zin 1), des (zin 3)

 b 1 le, de l’

  2 l’, de la,

  3 au

  4 les, les

  5 le, le

  6 les, les

Exercice 24B- 2 en 3

2 bepaald lidwoord onbepaald lidwoord delend lidwoord

 la salade = de salade une salade = een salade de la salade = salade

 le fromage = de kaas un fromage = een kaas du fromage = kaas

 les gâteaux = de taarten un gâteau = een taart des gâteaux = taarten

3 Zin: 2.

Exercice 24 B: 4+5

4 a Elle a faim.

 b Quelques jours.

 c J’ai envie de dormir.

5 a du, de

 b en, des

 c la, des

Exercice 24 C:

1 les

2 de

3 -

4 des, des

5 -

6 -

7 les

8 du

Herhaling : la negation 

Maak de volgende zin ontkennend met : geen
Tu as envie de venir.

Maak de volgende zin ontkennend:
J’ai trouvé un cadeau. (niets)

3 Anna et Simon sont amoureux.
niet meer
4 Vous êtes allés au cinéma. nergens
5 Laure est triste. helemaal niet
6 Il y a quelqu’un à la maison. niemand

Spreektoets TW4

Eigen onderwerp 

Huiswerk