Cette leçon contient 34 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Kleur
Slide 1 - Diapositive
Inhoud
1. Kleurenleer
2. Kleurgebruik
3. Kleurperspectief
4. Lineaire en picturale schilderkunst
5. Klankkleur
6. Filmkleur
Slide 2 - Diapositive
onderwijs.hetarchief.be
Slide 3 - Lien
1. Kleurenleer
We kunnen geen kleur waarnemen zonder licht.
Kleur = frequentie van licht
Kleur ° door absorptie en reflectie
Afhankelijk van de weerkaatsing op je netvlies of op het voorwerp zie je een bepaalde kleur
Slide 4 - Diapositive
Isaac Newton
Toont aan dat zonlicht door middel van een driekantig prisma een spectrum van kleuren geeft: infrarood, rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet, en
Slide 5 - Diapositive
Een object
Elk object absorbeert en weerkaatst een deel van de lichtbron (spectrum).
2 uitzonderingen:
- een zwart object absorbeert al het licht
- een wit object weerkaatst al het licht.
Slide 6 - Diapositive
Onze ogen
Onze ogen bevatten fotoreceptoren = kegeltjes en staafjes => kunnen we kleurensensaties waarnemen
Staafjes: kijken in het donker, geen kleur waanemen, enkel grijstinten.
Slide 7 - Diapositive
1. 2 Kleurencirkel
Johannes Itten vormde een theorie rond de kleurencirkel. Hij verdeelt kleuren in 3 groepen:
- primaire kleuren
- secundaire kleuren
- tertiaire kleuren
Slide 8 - Diapositive
1.3 Kleurcontrast
1. Warm-koudcontrast
2. Licht-donkercontrast
3. Complementair kleurcontrast
4. Kleur-tegen-kleurcontrast
5. Simultaancontrast
6. Kwaliteitscontrast
7. Kwantiteitscontrast
Slide 9 - Diapositive
Warm-koudcontrast
Warme kleuren = zon, vuur
Koude kleuren = water, ijs, de lucht
De warmte van een kleur in een schilderij kan door het warm-koudcontrast versterkt worden door er een koelere kleur naast te plaatsen.
Slide 10 - Diapositive
Vincent van Gogh, Korenveld met kraaien, 1890
Slide 11 - Diapositive
Licht-donkercontrast
Het verschil in licht en donker wordt geïllustreerd door een zwart/wit foto.
Indien je wit of zwart mengt bij je kleuren,
worden ze donker of lichter, maar we beïnvloeden
ook de helderheid en verzadiging van de kleuren.
Licht-donkercontrast is verbonden met het kwaliteitscontrast.
Slide 12 - Diapositive
Paul Klee, Roodgroene en violetgele ritmes 1920
Slide 13 - Diapositive
Complementair kleurcontrast
Het kleur staat aan de andere kant van de cirkel. Beide kleuren geven een contrast, maar vullen elkaar ook aan. Hun combinatie zorgt voor een rustgevend, harmoniërend effect.
Ook tussenkleuren kunnen elkaars complementaire kleuren zijn. Bv blauwgroen <=> oranjerood
Slide 14 - Diapositive
Jan van Eyck, Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, 1434
Slide 15 - Diapositive
Kleur-tegen-kleurcontrast
de kleuren worden direct zonder tussentonen, tegen elkaar gezet.
Zwart en wit of primaire kleuren tegenover elkaar plaatsen.
Slide 16 - Diapositive
Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1944
Slide 17 - Diapositive
Simultaancontrast
= gelijktijdig
Wanneer het menselijk oog een willekeurig kleur ziet, zal het de complementaire kleur daarvan virtueel oproepen = simultaancontrast.
Bv. een helrood vlak veroorzaakt een groen nabeeld als je er intens naar staart.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Kwaliteitscontrast
= de mate van verzadiging van de kleur.
De ongemengde kleuren uit de kleurencirkel zijn het meest verzadigd.
Doffe, matte en troebele kleuren contrasteren sterk met felle, heldere en verzadigde kleuren.
Slide 20 - Diapositive
Pablo Picasso, de Tragedie 1903
Slide 21 - Diapositive
Kwantiteitscontrast
= synoniem voor hoeveelheid
= dat er een contrastverschil ontstaat door de kleuren in zeer verschillende hoeveelheden te gebruiken, bijvoorbeeld een klein beetje grijs in een groot oranje veld.
Slide 22 - Diapositive
Claude Monet, Impression, soleil levant, 1872
Slide 23 - Diapositive
Oefeningen
Maak de oefening op blz 41
Slide 24 - Diapositive
2. Kleurgebruik
1. Cerebraal kleurgebruik
2. Impressief kleurgebruik
3. Expressief kleurgebruik
4. Symbolisch kleurgebruik
Slide 25 - Diapositive
Cerebraal kleurgebruik
= als kleur rationeel wordt toegepast.
Volgens onze hersenen is de lucht blauw, zijn bakstenen rood en is gras groen
Slide 26 - Diapositive
John Constable, de hooiwagen, 1821
Slide 27 - Diapositive
Impressief kleurgebruik
water is echter niet altijd blauw en gras niet altijd groen.
= de kleuren weergeven, zoals we ze waarnemen.
De impressionisten gebruikten dit vaak.
Slide 28 - Diapositive
William Turner, Odysseus psot met Polyphemus, 1829
Slide 29 - Diapositive
Expressief kleurgebruik
Soms worden kleuren ook gebruikt om gevoelens uit te drukken = expressief kleurgebruik
De expressionisten gebruikten kleur op deze manier
Slide 30 - Diapositive
Edvard Munch, De schreeuw, 1893
Slide 31 - Diapositive
Symbolisch kleurgebruik
= elk kleur krijgt een betekenis of symbolische waarde.
Die betekenis verschilt van cultuur, context, plaats en tijd.