Spelling - Werkwoordspelling, zwakke en sterke werkwoorden

De verleden tijd



klankvaste (zwakke) en klankveranderende (sterke) werkwoorden
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

De verleden tijd



klankvaste (zwakke) en klankveranderende (sterke) werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:

-kun je de persoonsvorm in de verleden tijd goed schrijven;
-weet je wat klankvaste en klankveranderende werkwoorden zijn.



Slide 2 - Diapositive

  • Sterke werkwoorden
  • Veranderen van klank bij het veranderen van tijd
  • Bijvoorbeeld: 
        - Ik loop -> Ik liep
        - Hij zingt -> Hij zong
Zwakke werkwoorden
Veranderen niet van klank bij het veranderen van tijd.
Bijvoorbeeld: 
        - Ik wacht -> Ik wachtte
        - Hij fietst -> Hij fietste

Slide 3 - Diapositive

Sterk werkwoord of zwak werkwoord?
LOPEN
A
sterk
B
zwak

Slide 4 - Quiz

plaatsvinden (v.t.)
De wedstrijd .... ..... in de gymzaal.
A
vindt plaats
B
vind plaats
C
vond plaats
D
vondt plaats

Slide 5 - Quiz

besluiten ( v.t.)
Berti .... haar voordracht met een dankwoord.
A
besloten
B
besluiten
C
besluit
D
besloot

Slide 6 - Quiz

uitschelden
Het .... kind stond beteuterd te kijken.
A
uitgescholden
B
uitgeschelden
C
scheldt uit
D
schold uit

Slide 7 - Quiz

schenden (v.t.)
De spelers ... de spelregels.
A
schenden
B
schonden
C
geschonden
D
schendt

Slide 8 - Quiz

verlaten (t.t.)
De trein ... het station precies op tijd.
A
verliet
B
verlaten
C
verlaat
D
verlieten

Slide 9 - Quiz

stilzitten (t.t)
De kinderen .... geen ogenblik ....
A
stilzit
B
zaten stil
C
zitten stil
D
stilzitten

Slide 10 - Quiz

verslinden (t.t.)
In de vakantie .... ik stapels boeken.

A
verslonden
B
verslinden
C
verslindt
D
verslind

Slide 11 - Quiz

vlechten
De ... bloemenkrans stond haar mooi.

A
vlechtte
B
gevlechten
C
D
gevlochten

Slide 12 - Quiz

vergelijken
... jezelf niet steeds met een ander.
A
vergeleek
B
vergelijk
C
vergelijkt

Slide 13 - Quiz

optreden
... nu eens ... tegen dat geklets!
A
treed op
B
op treden
C
treet op

Slide 14 - Quiz

Opdracht
  1. Maak deze opdracht
  2. Af? Maak een screenshot van je score.
  3. Upload je screenshot in Google Classroom

Slide 15 - Diapositive