2KT werkwoordspelling

Planning
-Evaluatie periode 2
-Persoonsvorm T.T. blz. 187
-Creatief schrijven
Doel: Ik kan de persoonsvorm juist in de tegenwoordige tijd schrijven 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning
-Evaluatie periode 2
-Persoonsvorm T.T. blz. 187
-Creatief schrijven
Doel: Ik kan de persoonsvorm juist in de tegenwoordige tijd schrijven 

Slide 1 - Diapositive

8. Persoonsvorm tegenwoordige tijd 
Let op: 
Bedenk wat de ik-vorm is. Er kan alleen een -T achter komen, geen DT. Dan eindigt de ik-vorm op een D.
Er kan geen D achter komen.


Dus: Ik word - hij wordT, ik vind - het vindT

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 4 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij zwaait
B
hij zwaaid

Slide 5 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij vindt
B
hij vind

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij onthoud
B
hij onthoudt

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Ik ......(geven) het terug.
A
geef
B
geeft
C
gaf

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.
A
land
B
lande
C
landen
D
landden

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm tegenwoordige tijd?
Zij ______________ (melden)
A
meldt
B
meld

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 13 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De leraar (vinden) dat jij goed gewerkt hebt.
A
vind
B
vindt

Slide 14 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(worden) je broer morgen al 18 jaar?
A
word
B
wordt

Slide 15 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(worden) je broers morgen al 18 jaar?
A
worden
B
wordt

Slide 16 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De mensen (lopen) naar het schilderij?
A
loopt
B
lopen

Slide 17 - Quiz

Maken:
WAT: Bladzijde 187: 2-10
HOE: 10 minuten stilte; daarna zachtjes overleggen
KLAAR: Lezen

Slide 18 - Diapositive

Creatief schrijven

-Opdracht 1: Verhaal koning van Katoren
-Opdracht 2: Voedselgedicht 

 
Opdracht 1:Koning van Katoren 

Slide 19 - Diapositive

Planning 
  • Terugblik persoonsvorm tegenwoordige tijd (187)
  • Nakijken 
  • 9. Persoonsvorm verleden tijd  

Slide 20 - Diapositive

#408 je zingt alles wat je zegt – OF – je beweegt in slow motion (je praat wel normaal)

Slide 21 - Diapositive

9.blz. 190
zwakke en 
sterke werkwoorden 

  1. huppelen   
  2. komen
  3. steken
  4. spelen
  5. stoppen
  6. vragen
  7. bakken
  8. lezen
  9. laten
  10. regenen

zwak 
sterk 
spelen
vragen
stoppen 
bakken 

Slide 22 - Diapositive

T KoFSCHiP X

Slide 23 - Diapositive

Maken
  • Klassikaal 9. opdracht 1
  • Samen: 5 
  • Maken  8 opdracht 2-7 (bladzijde 188) 
  • 9. opdracht 4, 5, 6 

Slide 24 - Diapositive

Les 1

-Beroependag
-Plattegrond
-Numo 
-Terugblik werkwoordspelling


Les 2

-Creatief schrijven: Koning van Katoren
-Voedselgedicht 
Ik kan uitleggen hoe ik de werkwoorden in de T.T. en V.T. juist spel 

Slide 25 - Diapositive