BS 13.6: Afweer

BS 13.6: Afweer
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BS 13.6: Afweer

Slide 1 - Diapositive

Afweer
= de verdediging van je lichaam tegen ziekteverwekkers

Niet-specifieke afweer:
  • Huid: talg en andere bacteriën voor bescherming
  • Slijmvliezen in luchtwegen en darmkanaal
  • Maagsap
  • Witte bloedcellen sluiten bacteriën in
 

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen antistoffen en antigenen?
A
Antistoffen zitten op cellen en antigenen herkennen die
B
Antigenen zitten op cellen en antistoffen herkennen die
C
Er is geen verschil: is hetzelfde maar een andere naam

Slide 3 - Quiz

Antistoffen
  1. Ziekteverwekker bevat antigeen
  2. Witte bloedcel reageert door antistoffen te maken
  3. Antistoffen hechten op ziekte verwekker aan antigeen
  4. Ziekte verwekker is onschadelijk

Is specifiek!

Slide 4 - Diapositive

Natuurlijke immuniteit
= Ontstaat doordat de persoon de ziekte doormaakt

Slide 5 - Diapositive

Immuun
  • Bij eerste infectie met ziekte leren witte bloedcellen de antistoffen te maken
  • Eerste infectie: ziek
  • Tweede infectie: witte bloedcellen maken snel veel antistoffen --> je wordt niet meer ziek = immuun

Slide 6 - Diapositive

Kunstmatige immuniteit
Ontstaat door inenting (vaccinatie)
  • Actieve immunisatie: wordt vaccin ingeënt met een dode of verzwakte ziekteverwekker --> persoon vormt zelf antistoffen

  • Passieve immunisatie: wordt serum ingeënt, met een of meer antistoffen --> persoon vormt zelf geen antistoffen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Bestrijden ziekteverwekkers

  • Bacteriën: antibiotica

  • Virussen zijn niet te bestrijden, moet je uitzieken

Slide 9 - Diapositive

Antibiotica

Bestrijding van ziekteverwekkende bacterien.
-beschadigen de celwand van bacterien
-Voorbeels: penicilline
Antibiotica werken alleen bij bacterien, niet bij virussen
Nadeel: bacterien worden resistent



Slide 10 - Diapositive

Tuberculose
  • Ziekte die dodelijk kan zijn
  • Komt binnen via de longen en verzwakt deze
  • Wordt via het bloed verspreid
  • Antibiotica werkt goed hiervoor

Slide 11 - Diapositive

Allergische reactie
Sterke reactie op een stof die niet in je lichaam thuis hoort
  • Inademen
  • Voedsel
  • Contact met huid

Voorbeeld: hooikoorts. Allergische reactie op stuifmeelkorrels.

Slide 12 - Diapositive

Symptomen allergische reactie

  • Huiduitslag
  • Branderig gevoel
  • Jeuk
  • Ontsteking
  • Opgezwollen ogen
  • Etc etc

Slide 13 - Diapositive

Samenvatting

Slide 14 - Diapositive

antiserum
vaccin
Natuurlijke passieve immuniteit
Natuurlijke actieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 15 - Question de remorquage

Natuurlijke actieve immuniteit
Natuurlijke passieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit
Chantal krijg een serum tegen een slangenbeet
Maria krijgt de griep.
Max krijgt een vaccinatie tegen DKTP
De baby van Sanne drinkt moedermelk

Slide 16 - Question de remorquage

Wat hebben we geleerd?
  1. Noem voorbeelden van delen in ons lichaam die zorgen voor niet-specifieke afweer.
  2. Wat is het verschil tussen antistoffen en antigenen?
  3. Wanneer bouw je natuurlijke immuniteit op?
  4. Welke twee soorten kunstmatige immuniteit zijn er?
  5. Hoe bestrijdt je bacteriën en virussen?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Resusfactor
  • Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
  • Bij resusnegatief bloed (Rh-) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor niet
Mensen met Rh-, kunnen antiresus (= antistoffen) maken. Zij maken dit als zij in contact komen met Rh+


Slide 19 - Diapositive

Bescherming en Antistoffen ABO

Slide 20 - Diapositive

Bloedtransfusie: ABO

Slide 21 - Diapositive

Bloedtransfusie: ABO

Slide 22 - Diapositive

Bloedtransfusie: Resus

Slide 23 - Diapositive

Antilichamen
Antigenen
Anti-A
Geen
Anti-A + Anti-B
Anti-B
A
Geen
B
A + B

Slide 24 - Question de remorquage