Burgers & stoommachines > les 1

Welkom in de les
- Open op je iPad de lessonup app 
- Log in met de code.
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisBasisschoolGroep 4,5

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom in de les
- Open op je iPad de lessonup app 
- Log in met de code.

Slide 1 - Diapositive

Kerndoel 52
De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken.

Slide 2 - Diapositive

Kerndoel 51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

Slide 3 - Diapositive

Kerndoel 53
De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.

Slide 4 - Diapositive

Tijdbalk
Tijd van burgers en stoommachines 1800 - 1900

Slide 5 - Diapositive

Je leert vandaag:
  • Hoe een fabriek eruitziet in de 19e eeuw.
  • Hoe de rijke burgers leven.
  • Wat belangrijke uitvindingen zijn. 

Slide 6 - Diapositive

De tijd van de burgers en stoommachines
Het rijke Nederland uit de Gouden eeuw werd in de 19e eeuw arm.
Dat kwam door verschillende oorlogen met Engeland en Frankrijk.
In 1815 werd Willem I de eerste koning van Nederland.
In die tijd veranderde Nederland snel.
Er werden overal fabrieken gebouwd waar mensen (ook kinderen) hard moesten werken. 

Slide 7 - Diapositive

Werken met machines
Er komen in de 19e eeuw steeds meer fabrieken.
In veel fabrieken werken ze met een stoommachine.
Die staat in het ketelhuis

Slide 8 - Diapositive

Stoommachine
Een stoommachine gaat bewegen door stoom.
Stoom is hete, vochtige lucht.
Als de machine draait, kan hij andere machines aan het werk zetten.
Bijvoorbeeld een spinmachine, die draden maakt van linnen of wol.
Of een weefmachine, die van de draden lappen stof maakt.
De mensen in de fabrieken zorgen dat de machines goed werken. 

Slide 9 - Diapositive

Filmpje: (5.09 min.) 
De eerste stoommachine

De stoommachine maakte het werk in fabrieken veel makkelijker maar ook gevaarlijker. Gelukkig mochten kinderen gewoon naar school.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Fabrieken in de stad
De mensen in de fabriek hebben geen fiets of auto.
Ze moeten lopend naar hun werk.
De fabrieken liggen daarom in de stad.

Wegen
In de stad zijn veel wegen nog van zand.
Die zijn stoffig in de zomer en modderig als het regent.
Het vervoer naar de fabrieken moest altijd door kunnen gaan.
De wegen naar de fabriek zijn daarom vaak van steen.
De mensen noemen dat een keiweg, een weg van keien. 

Slide 12 - Diapositive

In dit gebouw staat de stoommachine. 
Wagens rijden over deze keiweg naar de fabriek.
De afvalstoffen van de stoommachine verdwijnen door deze pijp. 
Hier werken de mensen met weef- en spinmachines. 

Slide 13 - Diapositive

Over deze keiweg rijden de wagens naar de fabriek
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 14 - Quiz

In dit gebouw staat de stoommachine
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 15 - Quiz

Hierdoor verdwijnen de afvalstoffen van de stoommachine
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 16 - Quiz

Hier werken de mensen met spinmachines en weefmachines
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 17 - Quiz

De fabrikanten
Belangrijke mensen in de stad zijn de fabriekanten.
Een fabrikant is vaak een rijke man. 
Hij heeft een fabriek met veel personeel
Dat zijn mensen die voor hem werken. 
In de fabriek werken de meeste mensen aan de machines.
Zij moeten hard werken.
Soms mogen ze even pauze nemen, maar niet te lang.
Want dan staan de machines stil.
Als de machines stil staan, verdient de fabrikant geen geld! 

Slide 18 - Diapositive

Een fabrikant met zijn personeel. 

Slide 19 - Diapositive

Wie is de fabrikant denk je?

Slide 20 - Carte mentale

Fabrikantenwoning
De meeste fabrikanten wonen in een groot huis.
Ze hebben veel mooie spullen.
In het huis is een eetkamer en een keuken.
En een speciale kamer om gasten te ontvangen.
Personeel
Het personeel woont ook in het huis.
Meestal op zolder.
De kinderen van de fabrikant hebben een eigen kamer.
En in de keuken kunnen ze schoon water drinken.
In de 19e eeuw was dat erg bijzonder. 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Welke dingen uit een fabrikantenwoning hebben we nu ook nog?

schoon water
A
nu ook nog
B
nu niet meer

Slide 23 - Quiz

Welke dingen uit een fabrikantenwoning hebben we nu ook nog?

eetkamer
A
nu ook nog
B
nu niet meer

Slide 24 - Quiz

Welke dingen uit een fabrikantenwoning hebben we nu ook nog?

kamers voor personeel

A
nu ook nog
B
nu niet meer

Slide 25 - Quiz

Welke dingen uit een fabrikantenwoning hebben we nu ook nog?

keuken
A
nu ook nog
B
nu niet meer

Slide 26 - Quiz

Welke dingen uit een fabrikantenwoning hebben we nu ook nog?

speciale kamer om de gasten te ontvangen
A
nu ook nog
B
nu niet meer

Slide 27 - Quiz

Nieuwe uitvindingen
Er worden in de 19e eeuw veel nieuwe dingen uitgevonden.
Die nieuwe uitvindingen zijn vaak heel duur.
Daarom kunnen alleen rijke mensen ze kopen.

Alexander Bell vindt in 1876 de telefoon uit. 
Je kunt daarmee via een draad praten met iemand die ver weg is. 
In 1879 vindt Edison de gloeilamp uit.
Die geeft meer licht dan een kaars of olielamp.
Je hebt er wel elektriciteit voor nodig.
Dat is heel duur. 
In 1877 bedankt Edison de fonograaf. 
Je kunt met een fonograaf muziek afspelen.
In 1888 wordt de muziek op een plaat gezet.
Die kun je afspelen op een grammofoon. 

Slide 28 - Diapositive

Waarvoor dient het?
Nummer 1
A
praten
B
rinkelen
C
luisteren

Slide 29 - Quiz

Waarvoor dient het?
Nummer 2
A
praten
B
rinkelen
C
luisteren

Slide 30 - Quiz

Waarvoor dient het?
Nummer 3
A
praten
B
rinkelen
C
luisteren

Slide 31 - Quiz

Filmpje: (2.17 min.) 
Uitvindingen uit de negentiende eeuw

Door de industriële revolutie werd het leven van de mensen in de negentiende eeuw niet alleen makkelijker, maar ook leuker. Er kwamen fietsen, auto's, films en telefoons.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Evaluatie

Slide 34 - Diapositive

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Telefoon
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Fonograaf
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Gloeilamp
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Rits
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Chips
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quiz

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Pleisters
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quiz

Uitgevonden in de 19e eeuw of niet?

Toiletpapier
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat: 
  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op en neem ze mee
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 42 - Diapositive