Wat is een belangrijk kenmerk van een industriële samenleving?
A
De landbouw stelt heel weinig voor.
B
De bevolking heeft de macht.
C
De meeste mensen wonen in steden.
D
Er zijn kolonies waarmee wordt gehandeld.
Slide 14 - Quiz
Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Kolen
D
Elektriciteit
Slide 15 - Quiz
Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht
Slide 16 - Quiz
Wat hoort NIET bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken
Slide 17 - Quiz
Wat wilden de fabrieksbazen?
A
De arbeiders slecht behandelen
B
De loonkosten zo laag mogelijk houden
C
De arbeiders het naar hun zin maken
D
Het beste voor zowel zichzelf als de arbeiders
Slide 18 - Quiz
Waarom wilden de fabrikanten op loon besparen?
A
Ze vonden dat de arbeiders niet meer geld nodig hadden
B
Omdat ze het geld simpelweg niet hadden.
C
Op andere zaken (machines, grondstoffen) viel niet af te dingen.
D
De kerk en overheid konden de armen helpen met liefdadigheid
Slide 19 - Quiz
Waarom voerden de fabrieksbazen nachtarbeid in?
A
's Nachts stroomden de rivieren harder
B
Om de arbeiders te straffen
C
Omdat het slecht voor de machines was als ze 's nachts stil stonden
D
Een fabriek die 24 uur per dag produceerde leverde meer op
Slide 20 - Quiz
Wat kon je zeggen over de huizen in een industriestad?
A
Ze waren klein, maar wel netjes
B
Er werd goed nagedacht over de uitbreiding van de stad
C
Het was vies en rommelig
D
Er waren geen huizen
Slide 21 - Quiz
'Politieke stroming die zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers wil'. Dit is het...
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Feminisme
D
Confessionalisme
Slide 22 - Quiz
Proletariaat is een ander woord voor...
A
Rijke fabrieksbezitters
B
Arme arbeiders
Slide 23 - Quiz
De bourgeoisie is te vergelijken met...
A
Combinatie van boeren en arbeiders
B
Combinatie van adel en rijke burgers
C
Combinatie van adel en geestelijkheid
D
Combinatie van burgers en geestelijkheid
Slide 24 - Quiz
Hoe noem je een samenleving waarin mensen ongelijk zijn op basis van bezit?
A
klassensamenleving
B
hiërarchische samenleving
C
stedelijke samenleving
D
standensamenleving
Slide 25 - Quiz
Wat voorspelde Karl Marx?
A
De arme arbeiders zouden in opstand komen
B
De koning zou onthoofd worden
C
De bourgeoisie zou in opstand komen
D
het liberalisme zou in heel de wereld overheersen
Slide 26 - Quiz
Deze opdracht gaat over een aantal ontwikkelingen in de 19e eeuw, die te maken hebben met de industrialisatie. Kies de juiste antwoorden.
1 In de loop van de 19e eeuw waren er steeds minder landarbeiders nodig op het Nederlandse platteland. Dit was een van de ............ van de mechanisatie in de landbouw. 2 De huisnijverheid werd na 1865 geleidelijk verdrongen door grootschalige productie in fabrieken. Dit was een van de ............. van de toenemende verstedelijking.
A
1. gevolgen, 2. oorzaken
B
1. gevolgen, 2. gevolgen
C
1. oorzaken, 2. oorzaken
D
1. oorzaken, 2. gevolgen
Slide 27 - Quiz
Drie uitvindingen:
1. Spinning Jenny 2. Schietspoel 3. Stoommachine van James Watt
⇒Wat is de juiste volgorde? Let op: van vroeg naar laat
A
1-3-2
B
3-2-1
C
2-1-3
D
2-3-1
Slide 28 - Quiz
Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw
De werkomstandigheden in de fabriek waren ongezond. Toch lieten werkgevers vooral vrouwen en kinderen in de fabriek werken.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 29 - Quiz
Een stoommachine produceert zelf geen industrieproducten.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 30 - Quiz
Een stoommachine vereist veel meer technische kennis dan een waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 31 - Quiz
Door het gebruik van de stoommachine waren er minder plaatsen geschikt voor de bouw van een fabriek dan bij het gebruik van het waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 32 - Quiz
Waarom was de uitvinding van de stoommachine zo belangrijk?
A
Stoomkracht is een gemakkelijk te verkrijgen
energiebron.
B
Stoomkracht wordt voor veel verschillende
machines gebruikt.
C
Stoomkracht veroorzaakt geen luchtvervuiling.
D
Stoommachines zijn niet duur om te maken.
Slide 33 - Quiz
Het loon van de arbeiders was laag.
Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 34 - Quiz
Het loon van de arbeiders was laag.
Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 35 - Quiz
⇒Vul aan: Urbanisatie is ...
A
de groei van steden, doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
B
de groei van steden, waarna mensen vanuit de stad naar het platteland verhuizen.
C
de groei van steden, doordat mensen in de fabrieken willen werken.
D
de groei van het platteland, doordat mensen niet meer in de vieze arbeiderswijken willen
wonen.
Slide 36 - Quiz
Doordat de arbeiders dicht op elkaar woonden, was er nauwelijks criminaliteit. Arbeiders konden elkaar immers altijd helpen wanneer iemand werd aangevallen of bedreigd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 37 - Quiz
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
confessioneel
Slide 38 - Quiz
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
confessioneel
Slide 39 - Quiz
Steden groeiden omdat er fabrieken werden gebouwd en steeds meer mensen in deze fabrieken kwamen werken.
De bevolking op het platteland daalde machines namen werk over.
Mensen trekken weg van het platteland en staan in rijen te wachten voor werk in de steden.
Slide 40 - Question de remorquage
Wat past bij industrialisatie?
Sleep dit in het vak..
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid
Slide 41 - Question de remorquage
Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Door de komst van machines waren er op het platteland minder arbeiders nodig.
Door de uitvinding van de stoommachine komen er verschillende nieuwe machines.
Veel arbeiders trekken naar de stad en gaan werken in de fabrieken.
De meeste mensen wonen en werken op het platteland.
De arbeiders in de steden gaan wonen in arbeiderswijken.
Slide 42 - Question de remorquage
Zet in de goede volgorde...
Stoommachines maakten honderden draden
Een spinnewiel maakt 1 draad
Kinderen werken nu ook in stoommachine fabrieken
Spinning Jenny maakt 16 draden
Water jenny werkt op waterkracht
Slide 43 - Question de remorquage
En dan hebben we het nog niet eens over het zware werk in de___________________. De machines moesten _____________ op stoom blijven. Als één machine zou uitvallen, viel de hele fabriek uit; halverwege _________________ was er dus niet bij. Daarom werkten arbeiders in ploegen van minimaal _______________ uur, zodat ze elkaar twee keer per dag konden aflossen. Vermoeide arbeiders kwamen vaak in de machine terecht, ketels ________________. Er hing voortdurend roet in de lucht die heel slecht was voor de ______________ , en kolendamp waardoor je kon ____________.
Sleep de juiste woorden naar de open plekken:
fabrieken
altijd
uitrusten
twaalf
ontploften
longen
stikken
Slide 44 - Question de remorquage
Zijn de stellingen juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Over het algemeen groeit de bevolking sneller in een
industriële samenleving dan in een landbouwstedelijke samenleving.
.
In de fabrieken was er meer werk voor geschoolde dan voor ongeschoolde arbeiders.
Ongelukken in fabrieken kwamen weinig voor.
Fabriekseigenaren stonden in de samenleving onder aan de sociale ladder.
De textielindustrie bloeide (= was erg succesvol) tijdens de industriële revolutie in Engeland.