Present Simple Vragen en Ontkenningen - DHA1A

Aan het eind van de les:
Weten we hoe we:
- Vraagzinnen moeten maken
- Ontkenningen moeten maken
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aan het eind van de les:
Weten we hoe we:
- Vraagzinnen moeten maken
- Ontkenningen moeten maken

Slide 1 - Diapositive

De regel:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Je zet gewoon het woord DO vooraan de zin.

They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 2 - Diapositive

We see a dog.

Slide 3 - Question ouverte

You play football.

Slide 4 - Question ouverte

They have a question.

Slide 5 - Question ouverte

Let op!
Kijk naar een zin met een SHIT persoon:
He works with metal.

Wat zie je?

Slide 6 - Diapositive

Vraagzin met SHIT persoon
He works with metal.

1. Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
2. en je moet de -S achter like weghalen

Does he work with metal?

Slide 7 - Diapositive

De regel
She wears a dress.

Does she wear a dress?

Er staat 1 S in de zin en die staat aan het begin.

Slide 8 - Diapositive

She knows the answer.

Slide 9 - Question ouverte

He reads a book.

Slide 10 - Question ouverte

Anne watches a film.

Slide 11 - Question ouverte

Ontkennende zinnen

Slide 12 - Diapositive

Gewone zin

I like chocolate
Ontkennende zin

I like not chocolate
is fout!

I don't like chocolate

Slide 13 - Diapositive

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 14 - Diapositive

I know the answer.

Slide 15 - Question ouverte

You like this sweater.

Slide 16 - Question ouverte

They study English.

Slide 17 - Question ouverte

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 18 - Diapositive

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 19 - Diapositive

He talks to his mum.

Slide 20 - Question ouverte

Anna gives a present.

Slide 21 - Question ouverte

It rains every week.

Slide 22 - Question ouverte

Let op:
De 3 uitzondering: to be (am/are/is) + have got

Vraagzin : dit werkwoord wél vooraan zetten

She is late     -     We have got a dog
Is she late?     -    Have we got a dog?

Slide 23 - Diapositive

Ik snap hoe ik een zin vragend of ontkennend moet maken.
A
Ja, dat gaat zonder moeite
B
Ja, met de aantekeningen snap ik hoe het moet
C
Nee, ik twijfel nog te veel
D
Nee, ik snap er helemaal niets van

Slide 24 - Quiz

This class
A of B - verder weekplanning
C of D - versterk jezelf

Slide 25 - Diapositive