Bijvoegelijk naamwoord oefenen

Bijvoegelijk naamwoord
oefenen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bijvoegelijk naamwoord
oefenen

Slide 1 - Diapositive

Waar is de plaats van het bijvoegelijk naamwoord (normaal gesproken)

Slide 2 - Question ouverte

Welke bijvoegelijke naamwoorden zijn hierop de uitzondering?

Slide 3 - Question ouverte

Waar is de plaats van de uitzonderingen?

Slide 4 - Question ouverte

De vorm van het bijvoegelijk naamwoord

In het Frans past het bijvoegelijk  naamwoord zich aan, aan het zelfstandig naamwoord, er zijn dus 4 vormen; 
mannelijk ev, vrouwelijk ev, mannelijk mv, vrouwelijk mv

Slide 5 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
De standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud:                                     grand
Vrouwelijk enkelvoud:    + e                               grande
Mannelijk meervoud:      + s                               grands
Vrouwelijk meervoud:  + es                             grandes

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Let op bij klinkerbotsing

nouveau wordt nouvel
un nouvel ami
beau wordt bel
un bel hôtel
vieux wordt vieil
un vieil homme

Slide 9 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (heureux)

Slide 12 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 13 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 16 - Quiz

Vertaal op de juiste plaats (sympa) (Ma_______ Soeur _______

Slide 17 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 18 - Quiz

Vertaal op de juiste plaats: (mooie)
J'ai deux_________ sœurs _________

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal en zet op de juiste plaats (oud):
La _______voiture _____________

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in: (bon)
"J'ai une ________ idée __________!"

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal op de juiste plaats (Rood)
La _______ voiture ________

Slide 22 - Question ouverte