7.3 Relative Clauses

Grammar - page 68 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammar - page 68 

Slide 1 - Diapositive

Today's lesson goals

* Relative Clauses 
* Maak Gold Experience oefeningen 



* Understand and apply relative clauses
Planning
Goals

Slide 2 - Diapositive

What has 21 eyes, but cannot see?

Slide 3 - Question ouverte

Today 


Relative clauses

Slide 4 - Diapositive

 clauses 
defining relative clauses: 
Informatie die terug verwijst naar een persoon, dier of zaak die eerder in de zin wordt genoemd. Bijvoorbeeld....

Children, who hate chocolate, are uncommon.

Slide 5 - Diapositive

Defining clauses 
who= personen
that= personen/dingen.... You're the person WHO/THAT we need
which= dingen... Where is the money, WHICH I  lent you?
whose= bezit.... The car, WHOSE driver is an old man....
where= plaats.... I'm going back to London, WHERE I was born
when= tijd.... I was in Oxford, WHEN the king arrived

Slide 6 - Diapositive

Relative Clauses
Relative clauses zijn betrekkelijke bijzinnen. Er staan betrekkelijke voornaamwoorden in: who/whom/whose, which/that, when/where/why

Er zijn 2 verschillende soorten relative clauses:
- defining relative clauses  (informatie is belangrijk)
- non-defining relative clauses (informatie is niet belangrijk)

Slide 7 - Diapositive

Defining relative clauses
Defining relative clauses:  onmisbare informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Je gebruikt geen komma's!




He is the doctor who helped my grandmother.


This is the airport where I lost my bag.

Slide 8 - Diapositive

Relative clauses
  • Betrekkelijke bijzinnen
  • Geven extra informatie


persoon, dier, ding
persoon
bezit
dier, ding
plaats
Relative pronouns
that
who
whose
which
where

Slide 9 - Diapositive

Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses: extra informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Begint en eindigt met een komma
  • Je mag GEEN "that" in plaats van "which"gebruiken





The Times, which is published in London, is a daily newspaper.


The Times is a daily newspaper.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Slide 12 - Lien

Any questions?
*  
*  
*  

Slide 13 - Diapositive

Home work
Page 68: 3, 4,5,6 -- > game on (create a game for your class) 

Slide 14 - Diapositive