10.2 Puberteit en 10.3 Relaties

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

10.2 Puberteit

10.3 Relaties

                      Lesdoelen

Na deze les:

1.  Weet je wat de primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn
2. kun je de lichamelijke veranderingen in de puberteit aangeven 

Door welke hormonen verander je in je puberteit?

Jongens - maken in de zaadballen testosteron, het mannelijk geslachtshormoon

Meisjes -  maken de eierstokken oestrogeen, het vrouwlijk geslachtshormoon

Deze geslachtshormonen regelen de secundaire geslachtskenmerken.

sperma

Zaadcellen

Bevatten de helft van het DNA van de man/jongen. Verlaten bij een zaadlozing via de penis het lichaam van de man.

Iedere zaadcel is 1 cel, kop met DNA en staart om voort te bewegen.

Een eicel

Zaadcellen                                                                       Eicel

Klein                                                                                    In verhouding groot

Kunnen zelf bewegen (zweepstaart)                  Kunnen zelf NIET bewegen

Bevatten geen reservevoedsel                              Bevatten veel reservevoedsel

Vele miljoenen per zaadlozing                               Meestal 1 eicel per 4 weken

Samensmelting zaad- en eicel

                                                                  Eicel vormt beschermende laag.

                                                       Zaadcel bevrucht de eicel. 

Wat verandert 

er nog meer allemaal?

- Jeugdpuistjes

- Zweten

- Gevoelens

Jeugdpuistjes

• Huid: maakt talg aan.
  
• talg= vettige stof die huid soepel houdt. 
• Hierdoor kunnen jeugdpuistjes= acne ontstaan

10.3 Relaties

Welke relaties zijn er?  Soorten liefdesrelaties

Geslachtsgemeenschap

transvisie.nl

paragraaf 10.3 Relaties

Contact = relaties

Verschillende waarden en normen

Waarden en normen

Waarden	Normen
Wat je belangrijk vindt	Regels over gedrag
> Behulpzaamheid	> Als iemand valt help je hem overeind
> Respect voor de spullen van iemand anders	> Als je iets geleend hebt, zorg je dat het niet kapot gaat > Je mag niet stelen
> Rekening houden met anderen	> Als je in de trein zit, draai je geen harde muziek

Welke relaties zijn er?

Seksuele oriëntatie

Lesbisch: vrouwen die op vrouwen vallen

Homo: mannen die op mannen vallen

Homoseksueel: valt op hetzelfde geslacht (L of H)

Bi: mensen die op beide geslachten vallen

Pan: mensen die op mensen vallen

Aseksueel: mensen die zich niet seksueel aangetrokken voelen tot anderen

Homoseksualiteit en verliefdheid

LHBTQ+--waar hebben we het eigenlijk over?

L -lesbiennes

H-homoseksuelen (eigenlijk 'vallen op een gelijk geslacht)

B- bi-seksueel

T-transgender

Q- Queer (=iemand die zich niet in een hokje wil laten plaatsen)

+: al het andere (bijv. panseksueel='genderblind' of aseksueel of interseksueel = kenmerken van beide geslachten)

Geslachtsgemeenschap

De geslachtsorganen

Geslachtsgemeenschap

Wat is geslachtsgemeenschap?

Vrijen: 

Geslachtsgemeenschap: 

Klaarkomen / Orgasme: 

Zaadlozing:

Zelfbevrediging / masturbatie: 

Zelf aan het werk

Maak de opdrachten in Classroom over par. 10.2 en 10.3

hier krijg je een inzetcijfer voor.

Ben je hier klaar mee dan maak je de opdrachten in je digitale boek van par. 10.2 en 10.3