Instructie 12.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen

Slide 13 - Quiz

Yoghurt is een
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 14 - Quiz

Zetmeel is een
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 15 - Quiz

Koolhydraten zijn
A
Bouwstoffen
B
Zowel bouw- , reserve en brandstoffen
C
Beschermende en reserve stoffen
D
Brandstoffen en reserve stoffen

Slide 16 - Quiz

Zijn het voedingsstoffen of voedingsmiddelen?
Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen
Chips
Vitaminen C
Brood
Vis
Broccoli
Koolhydraten
Calcium
Yoghurt
Eiwitten
Kroket

Slide 17 - Question de remorquage

Ja
Nee
Is een ei een dierlijk voedingsmiddel?
Noem je dingen die je eet en drinkt voedingsmiddelen?
Is brood een dierlijk voedingsmiddel?
Is melk een plantaardig voedingsmiddel?
Kan één voedingsmiddel uit plantaardige én dierlijke producten bestaan?

Slide 18 - Question de remorquage

In je voeding zit voedingsvezel.

In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?

A
In dierlijk voedsel
B
In plantaardig voedsel

Slide 19 - Quiz

Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon.
Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze bevorderen de stoelgang.
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.

Slide 20 - Quiz

In welke twee vakken komen voedingsmiddelen voor die rijk zijn aan voedingsvezel?
A
Vak met groenten en fruiten en Brood en granen
B
Vak met groenten en fruit en vak met vis en kip etc.
C
Vak met melk, boter en olie en vak met vis en kip etc.
D
Vak met groenten en fruit en vak met melk, boter en olie.

Slide 21 - Quiz

Deze voedingsstoffen zijn bouwstoffen
A
Alle voedingsstoffen
B
Water, mineralen eiwitten en vitaminen
C
Koolhydraten, vetten eiwitten en vitaminen
D
Alleen koolhydraten en vetten

Slide 22 - Quiz

Wat is de functie van mineralen?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermende stof
D
Reserverstof

Slide 23 - Quiz

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 24 - Quiz

Welke voedingsstoffen zijn brandstoffen?
A
Vetten, koolhydraten en mineralen
B
Koolhydraten, vetten en eiwitten
C
Mineralen en vetten
D
Vitaminen, mineralen en eiwitten

Slide 25 - Quiz

Waar zijn bouwstoffen voor nodig?
A
Om nieuwe cellen te maken
B
Om te sporten
C
Om je lichaam warm te maken
D
Om niet verkouden te worden

Slide 26 - Quiz

In welke voedingsmiddelen
zitten vooral veel koolhydraten?
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz

Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten

Slide 28 - Quiz