Vwo 4 Nectar 6.3

Paragraaf 6.3
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 6.3

Slide 1 - Diapositive

Deze periode (TW4)

Slide 2 - Diapositive

Deze periode (TW4)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Er worden 10 schildpadden gevangen, gemerkt met een rode stip verf en weer losgelaten.
Bij het terugvangen vang je weer 10 schildpadden waarvan er 4 gemerkt zijn. Hoe groot is de populatie?
A
20
B
25
C
14
D
24

Slide 5 - Quiz

Terugvangmethode
n1 = 10
n2 = 10
n3 = 4

N = (10x10)/4 =25 

Slide 6 - Diapositive

20 kikkers zijn gevangen in een vijver en gemerkt.
Terugvangen van 24 kikkers levert 15 gemerkte kikkers op.
Hoe groot wordt de populatie geschat?
A
30
B
120
C
32
D
5

Slide 7 - Quiz

Katten die gevangen en gemerkt worden laten zich moeilijker terugvangen.
Wordt de populatie dan toch goed geschat of te klein of te groot?
A
goed
B
te klein
C
te groot

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen 6.2

Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen 6.3

Slide 10 - Diapositive

Biotisch - abiotisch

Slide 11 - Diapositive

Biotisch - abiotisch

Slide 12 - Diapositive

Tolerantie

Slide 13 - Diapositive

Habitat en niche
Habitat = het "adres" in een ecosysteem

Niche = het "beroep" (of de rol) in een ecosysteem

Slide 14 - Diapositive

Adaptatie

Slide 15 - Diapositive

Biotisch
Abiotisch
Wind
CO2
Zuurstof
Water
Bodem
Roofvijanden
Soortgenoten
Schimmel
Bacterie
Voedsel
Temperatuur

Slide 16 - Question de remorquage

Abiotische factoren
Biotische factoren

Slide 17 - Question de remorquage

Abiotisch
Biotisch

Slide 18 - Question de remorquage

Het habitat van een konijn is ...
A
De predatoren die een konijn eten
B
Alle dieren in het voedselweb van bos
C
Het ecosysteem van een konijn.
D
Een grasland, heide met kruiden.

Slide 19 - Quiz

Wat betekent habitatverlies?
A
Het leefgebied van een diersoort neemt steeds verder af
B
Het voedsel van een diersoort raakt op
C
Een diersoort komt niet meer voor op de wereld
D
Een diersoort kan geen nakomelingen meer krijgen

Slide 20 - Quiz

Een habitat bevat:
A
Alleen biotische factoren
B
Alleen abiotische factoren
C
Zowel biotische als abiotosche factoren
D
Geen van beide

Slide 21 - Quiz

Wat is een niche?
A
Vergelijkbaar met een habitat en natuurlijke leefomgeving
B
Hetzelfde als een habitat
C
Functie die organisme heeft binnen ecosysteem

Slide 22 - Quiz

Wat is een omschrijving van een niche?
A
drassig gebied met ondiep water en veel vogels
B
aanpassen aan leven op dieper water en minder vogels
C
drassig gebied met zandige oevers en veel vogels
D
eten van insecten op zandige oevers

Slide 23 - Quiz

In welke ecosysteem verwacht je de meeste habitats?
A
Boerenakker
B
Tropisch regenwoud
C
Woestijn
D
Stadspark

Slide 24 - Quiz

Twee soorten met een overlap in habitat en niche zijn concurrenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Leerdoelen 6.3

Slide 26 - Diapositive

  • Lezen paragraaf 6.4 (5 min!)
  • Maken 6.3: opdracht 26, 27, 29, 30, 33, 34, 37, 38, 40
Aan het werk

Slide 27 - Diapositive