Les 4 Unité 3

La semaine 14 : le premier avril

3.5 Ex. 16a t/m b apprendre 5 uitleg
3.5 Ex. 16 c t/m e 


1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

La semaine 14 : le premier avril

3.5 Ex. 16a t/m b apprendre 5 uitleg
3.5 Ex. 16 c t/m e 


Slide 1 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: bespreken we het persoonlijke voornaamwoord

1. Questions? 
2. Bespreken apprendre 5
3. Oefenen met persoonlijk vnw als lijdend vw.
4. Devoirs: Ex. 16a t/m b apprendre 5 uitleg

Slide 2 - Diapositive

Le but d'aujourd'hui: 
Aan het eind van de les kun je het persoonlijk voornaamwoord gebruiken als lijdend voorwerp.


Slide 3 - Diapositive

Apprendre 2:
1. la vie                                 8. exprimer
2. grâce à                           9. rien ne
3. l'avantage                    10. protéger
4. faire partie de
5. la façon
6. vrai
7. prudent

Slide 4 - Diapositive

apprendre 5 het persoonlijk voornaamwoord p. 128

Slide 5 - Diapositive

Deel 1 
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Deel 1 
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

Kies het lijdend voorwerp.
Je cherche mon stylo (ik zoek mijn pen).
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 8 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Je cherche mon stylo.     Je zoek mijn pen.

wie / wat + onderwerp + gezegde = lijdend voorwerp 

In het Frans: Een lijdend voorwerp kun je vervangen door: 
le, la, l', les

Slide 9 - Diapositive

Je cherche mon stylo.
Ik zoek mijn pen.

Je cherche ma gomme.
Ik zoek mijn gum.

Je cherche mes lunettes.
Ik zoek mijn bril.

* J'adore mon stylo.
Ik ben dol op mijn pen.
Je le cherche. 
Ik zoek hem.

Je la cherche. 
Ik zoek hem.

Je les cherche. 
Ik zoek ze.

* Je l'adore.
Ik ben dol op hem.

Slide 10 - Diapositive

Kies de juiste optie.
Elle cherche les photos. --> Elle... cherche.

A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste optie.
J'organise la fête. --> Je ... organise.

A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 12 - Quiz

Samenvatting

1) Het lijdend voorwerp kun je vervangen door le, la, l' of les.

Slide 13 - Diapositive

Maintenant à toi: 

Nu jij: fais les exercices suivants:   16a t/m b 

Devoirs: Ex. 16a t/m b apprendre 5 uitleg

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Diapositive

Wat betekent: la blague
A
het geld
B
de vraag
C
de grap
D
de kunst

Slide 18 - Quiz

Helemaal niets =
A
régulièrement
B
rien du tout
C
différent
D
erg, ernstig

Slide 19 - Quiz

rencontrer =
A
verdienen
B
dagelijks
C
stoppen
D
ontmoeten

Slide 20 - Quiz

écrire

Slide 21 - Carte mentale