Week 29, 2M Kapitel 4 Grammatik

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 2

Planung

• Wiederholung
  
• E: Grammatik
  
• Theorie anwenden
  
• Wortschatz

Donnerstag 14. März 2024

Herzlich Willkommen!

Lernen:

Lernliste N-D, Seite 132

Machen:

Aufgabe 14 bis zum 17, Ab Seite 110

Slim Stampen A, B, C oder D (80%)

Aufgabe 15

1 Gestresste Hunde können beißen. 

2 Viele Leute streicheln fremde Hunde. 

3 Streichele den Hund seitlich am Körper. 

4 Streichele den Hund über seinem Rücken. 

5 Der Hund wird sich in seinem Tempo nähern. 

6 Anstarren kann er als Bedrohung empfinden.

• 
  
• bijten
• mensen
• lichaam
• 
  
• rug
• 
  
• dichterbij komen
• 
  
• ervaren
• 
  
• 
  
• Aufgabe 16: Antwort C

Kapitel 4, Tiere

Lernziel heute:

• Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
• Je kunt de woorden van de Lernliste actief gebruiken

We starten met een korte herhaling van de persoonlijk voornaamwoorden, daarna volgt een stappenplan voor het gebruiken van werkwoorden.

Wie war es auch wieder?

Personal Pronomen (persoonlijk voornaamwoorden)

haben und sein

Personalpronomen

Persoonlijke voornaamwoorden

ich	ik
du	jij
er / sie / es	hij / zij / het
wir	wij
ihr	jullie
sie / Sie	zij / u

ich

du

sie

er

es

wir

ihr

sie

Sie

IK

U

ZIJ MV.

JULLIE

WIJ

HET

ZIJ EV.

HIJ

JIJ

STAP 1

STAM

Wat is dan de stam van de volgende werkwoorden?

wohnen                  sehen

sprechen                  schreiben

streicheln                     futtern

kommen                     heißen

STAP 2

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

wohnen           

Ich _____________ in den Niederlanden.   

Wo ________________ du?                                

Ihr ____________________ in Deutschland.

                     

STAP 3

Uitgang

SAMENVATTING

1. Stam (-en /-n)

2. persoonlijk voornaamwoord (idewis)

3. Uitgangen ((fe) esttenten)

                           

0

Hoe maak je de stam van een werkwoord (in het Duits)?

1. het hele werkwoord + t
2. de hij vorm
3. het hele werkwoord
4. het hele werkwoord -en of -n

Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord

1. Partytent
2. feesttenten
3. circustent
4. feestenten

Hausaufgaben

Machen:

Aufgabe 19 bis zum 24, Ab Seite 114 (Ich kontrolliere es)

Lernen:

Lernliste N-D und

Grammatik A

du (finden)

1. findet
2. finde
3. findst
4. findest

ich (spielen)

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. gespielt

er (kommen)

1. komt
2. kommt
3. kommst
4. kommen

ich (hören)

1. hört
2. höre
3. hörst
4. hören

ihr (kaufen)

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

du (besuchen)

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Aufgabe 18: Die Regel entdecken

Selbständig arbeiten

Machen:

Aufgabe 18 und 19

Ab Seite 114

Fertig? Dan ga je slim stampen of werken aan je dierentuin.

Ga naar: play.blooket.com