,

§ 12 Bijwoord

N E D E R L A N D S
Welkom
Voorbereiding les:
- Materiaal op tafel
- Inloggen LessonUp
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

N E D E R L A N D S
Welkom
Voorbereiding les:
- Materiaal op tafel
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5- bijwoorden
1. Lesdoelen
2. Huiswerk nakijken
3. Herhalingsvragen
4. Uitleg: bijwoord
5. Samen oefenen
6. Zelfstandig werken
7. Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

  • Je leert wat bijwoorden zijn.
  • Je kunt bijwoorden in een zin herkennen.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Opdracht 2 t/m 5 + kopieerblad 

Bladzijde 224 en 225

Slide 5 - Diapositive

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 6 - Diapositive

Wat is het voorzetsel in deze zin?

Ik werd gebeld toen ik op de fiets zat.
A
toen
B
op
C
de
D
fiets

Slide 7 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin?

Na de film was er nog een gesprek met de regisseur.
A
na
B
nog
C
er
D
een

Slide 8 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin?

Gedurende de wedstrijd werd er luid gezongen.
A
gedurende
B
er
C
luid
D
de

Slide 9 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin?

Er was gisteren een feest op de voetbalclub.
A
gisteren
B
op
C
een
D
er

Slide 10 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin?

In het weekend gaan wij vaak wandelen.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel in deze zin?

Ik heb hem sinds gisteren niet meer gezien.

Slide 12 - Question ouverte

Uitlegfilmpje!

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Bijwoord (§12)
Een bijwoord is een woord dat ergens bij hoort. Een bijwoord kan van alles aangeven: 
  • een tijdgisteren, nu, nooit, straks;
  • een plaats/richting: daar, hier, ergens;
  • een reden: daarom, vandaar, hierdoor
  • een vraag: waar, wanneer, waarom, hoe
  • een (on)zekerheidmisschien, zeker, vast;
  • een ontkenningniet, nooit.

Slide 15 - Diapositive

Bijwoord
Maar waar hoort zo'n bijwoord dan precies bij? Bij een hele zin of een werkwoord.

  • Hele zin: Vandaag gaan we hardlopen. 
    Vroeger was alles beter.
  • Werkwoord: Sjoerd loopt langzaam.
    Judith werkt hard.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Geeft het *bijwoord* bij een plaats, tijd, reden of vraag aan?

*Hoe* werkt die nieuwe VR-bril eigenlijk?

A
tijd
B
plaats
C
reden
D
vraag

Slide 18 - Quiz

Geeft het *bijwoord* bij een plaats, tijd, reden of vraag aan?

*Onlangs* ben ik in de bioscoop geweest.

A
tijd
B
plaats
C
reden
D
vraag

Slide 19 - Quiz

Geeft het *bijwoord* bij een plaats, tijd, reden of vraag aan?

*Daarom* ga ik nooit meer naar die winkel.
A
tijd
B
plaats
C
reden
D
vraag

Slide 20 - Quiz

Geeft het *bijwoord* bij een plaats, tijd, reden of vraag aan?

Ga jij eens heel gauw *opzij*!
A
tijd
B
plaats
C
reden
D
vraag

Slide 21 - Quiz

Benoem van elk woord de woordsoort:

Tessa loopt hard op haar nieuwe schoenen.
timer
2:00

Slide 22 - Question ouverte

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 1, 3 en 6
Bladzijde 226-227
Hoe:
In je schrift. 
Hulp:
Theorie op blz. 226, daarna instructietafel
Tijd:
Tot het einde van deze les.
Klaar:
Oefen in de online methode met de trainer. Cursus Grammatica - Woordsoorten of maak een samenvatting.

Slide 23 - Diapositive