Bij λανθάνω en φθάνω staat de persoon die niet merkt/die men vóór komt in de acc.
λανθάνω τὸν ἄνδρα φεύγων - ik vlucht zonder dat de man het merkt
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wanneer leefde Homeros?
A
12e eeuw v.C.
B
8e eeuw v.C.
C
4e eeuw v.C.
D
rond het jaar nul
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Waar kwam Homeros vandaan?
A
Smyrna, net als ἀγιος Νικολαος
B
Athene, net als de tragedieschrijvers
C
Troje, daarom schreef hij er zoveel over
D
Ergens in of in de buurt van Klein-Azië
Slide 7 - Quiz
Het papier is geduldig.
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking
Slide 8 - Quiz
Welke zin is correct Nederlands?
A
Nadat ik aankwam, pakte ik een koekje
B
Nadat ik was aangekomen, pakte ik een koekje
C
Wanneer ik aankom, pak ik een koekje
D
Wanneer ik aangekomen ben, pak ik een koekje
Slide 9 - Quiz
Wen jezelf aan om, wanneer je voortijdigheid wil uitdrukken, een voltooide tijd te gebruiken in het Nederlands (heb/ben ge...). Voortijdigheid betekent tenslotte dat er iets is afgesloten voor je het volgende doet: voltooid dus!
Slide 10 - Diapositive
Welke bewering klopt?
A
δε na een komma moet je vertalen
B
δε aan het begin van een zin moet je vertalen
C
δε na een komma mág je vertalen
D
δε aan het begin van een zin mág je vertalen
Slide 11 - Quiz
Wat is 'orale traditie'?
Slide 12 - Question ouverte
ῥαψωδος
ἀοιδος
zelfstandig componerend zanger
reciteerder van voorgeschreven teksten
Slide 13 - Question de remorquage
Welk volk speelde geen rol bij de ontwikkeling van het epos in de orale traditie?
A
Ioniërs
B
Boeotiërs
C
Myceners
D
Aeoliërs
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Milman Parry
Onderzoek:
- formules dienen om bepaalde ruimte in het
vers te vullen
- veelvuldig gebruik van vaste structuurelemen-
ten zorgt voor formulair karakter
- vergelijking met Joegoslavische orale epiek
Slide 17 - Diapositive
Conclusie Parry
Gebruik van formules bewijst dat epische poëzie werd voorgedragen en mondeling werd geïmproviseerd.
Zangers improviseren steeds iets andere versies van bekende verhalen
Homerus was zo’n zanger en vormde het eindpunt van een eeuwenlange mondelinge traditie
Slide 18 - Diapositive
Nu:
Theorie Parry door de meesten geaccepteerd
Argumenten:
- Verklaring voor formulaire karakter - Verklaring voor voorkomen van verschillende dialecten - Verklaring voor voorkomen van taal uit verschillende periodes - Epen zijn per versregel of deel van vers opgebouwd
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Upload zelf een afbeelding waarop sprake is van een anachronisme.
Slide 22 - Question ouverte
Tekstelement
Volgens de definitie van het Cito/CvTE is een tekstelement:
(1) één woord
(2) één woordgroep
(3) één (volledige) bijzin
(4) één (volledige) zin
Slide 23 - Diapositive
(1) is geen probleem
(3) is meestal geen probleem. Een bijzin begint met een voegwoord en eindigt meestal met een punt of komma. Let op: soms staat een woord uit de bijzin voor het voegwoord!
(4) is geen probleem
Slide 24 - Diapositive
(2) geeft altijd de meeste problemen. Een woordgroep is een groep woorden die samen één zinsdeel vormen:
- onderwerp
- lijdende voorwerp
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling
- bijvoeglijke bepaling
- bijstelling
Slide 25 - Diapositive
tekstelement of niet? r. 110: καὶ ἰφθίμοισιν ἀνάσσων
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quiz
tekstelement of niet? r. 110: ἀνδράσιν ἐν πολλοῖσι
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
tekstelement of niet? r.112 βρίθῃσι δὲ δένδρεα καρπῷ