2.8 Test Jezelf komma's en spelling ww in tt

2.8 Test Jezelf voorbereiding 
komma's en 
werkwoordspelling
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.8 Test Jezelf voorbereiding 
komma's en 
werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Lesopbouw
- herhaling komma's 
- herhaling werkwoordspelling 
- test jezelf 2.8

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruiken we een punt in de zin?

Slide 3 - Question ouverte

Wanneer gebruiken we een uitroepteken in de zin?

Slide 4 - Question ouverte

Wanneer gebruiken we een vraagteken in de zin?

Slide 5 - Question ouverte

Instructie komma
  • De komma is een leesteken dat IN een zin staat. 
  • De komma is een korte pauze in een zin. 
Wanneer gebruik je een komma?
1. Tussen de delen van een opsomming: op tafel liggen mijn boeken, telefoon, sleutels, pen en mijn agenda.
2. Voor woorden zoals want, maar en omdat: Ik vind wiskunde leuk, omdat we een aardige leraar hebben.
3. Tussen twee persoonsvormen: Als je je huiswerk maakt, kun je beter geen muziek aan hebben.

Slide 6 - Diapositive

Plaats in de volgende zin komma's:
Op tafel liggen mijn boeken mijn mobiele telefoon en mijn sleutels.

Slide 7 - Question ouverte

Plaats in de volgende zin komma's:
Ik vind wiskunde leuk want we hebben een grappige leraar.

Slide 8 - Question ouverte

Plaats in de volgende zin komma's:
Als je je huiswerk maakt kun je beter geen muziek aan hebben.

Slide 9 - Question ouverte


Een komma staat vaak aan het einde van een zin.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Werkwoordspelling in de tt

Slide 11 - Diapositive

Hoe schrijf je het werkwoord in de volgende zin:
(lopen) … jij zelf naar huis?
A
loop
B
loopt

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord in de volgende zin: (worden)
… jij later een beroemde zanger?
A
word
B
wordt

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord in de volgende zin:
(worden) … je moeder snel boos?
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Maak 2.8 Test Jezelf.

Klaar? Zeg het even. Dan kijk ik mee hoe het is gegaan!


Slide 15 - Diapositive