Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Computerarchitectuur,
Security en
Datacommunicatie
Slide 1 - Diapositive
Waar staat BIOS voor en wat doet deze?
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
Waar wordt een driver voor gebruikt?
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Hoeveel bits heeft een Byte?
A
256
B
8
C
1024
D
2
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Wat is het verschil tussen RAM en ROM geheugen?
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
Noem zoveel mogelijk voorbelden van interfaces
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Wat is het verschil tussen informatie en gegevens?
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Noem zoveel mogelijk invoerapparaten
Slide 14 - Question ouverte
Noem zoveel mogelijk uitvoerapparaten
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Model voor informatieverwerking
invoer
uitvoer
verwerking
opslag
Slide 17 - Question de remorquage
Slide 18 - Diapositive
Drielagenmodel
SW
SW
HW
toepassingen
logische laag
fysieke laag
Slide 19 - Question de remorquage
Slide 20 - Diapositive
Waar staat "www" voor?
Slide 21 - Question ouverte
Stel je wilt op weg naar school een liedje op Spotify luisteren via je airpods. Zet de volgende onderdelen in de juiste volgorde:
maak verbinding met mobiel internet
open Spotify app
liedjes lijst uit Spotify DB voor gebruiker ID
kies liedje in Spotify app
maak verbinding met airpods
klik op play
stream bestand naar airpods
Slide 22 - Question de remorquage
PCI aansluitingen
PCI Express aansluitingen
aansluitingen voor geluid
northbridge
plaats voor processor
RAM geheugen
stroom aansluiting
floppy aansluiting
southbridge
IDE aansluiting
SATA aansluiting
Slide 23 - Question de remorquage
Slide 24 - Diapositive
Welke omschrijving past het beste bij het principe 'two factor authentication'?
A
Van de gebruiker worden twee zaken gevraagd die hij/zij weet, b.v wachtwoord en pincode.
B
Gebruiker wordt iets gevraagd wat hij weet (bv naam of wachtwoord) én heeft een verificatiecode nodig.
C
Gebruiker controleert of dit de juiste website is én de website controleert of het de juiste gebruiker is.
Slide 25 - Quiz
Wat is een database?
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Diapositive
Wat is de functie van een firewall?
A
Bij het opstarten van je apparaat worden alle bestaande bestanden gecontroleerd.
B
Het controleert alle binnenkomende netwerkgegevens op betrouwbaarheid.
C
Het maakt geregeld een scan van je apparaat om malware te detecteren.
D
Het voert automatisch updates uit van geïnstalleerde programma’s.
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Diapositive
Waar staat VPN voor?
Slide 30 - Carte mentale
maatregelen voor je digitale veiligheid
Slide 31 - Carte mentale
Slide 32 - Diapositive
Je bent verbonden met een openbaar wifinetwerk. Zonder dat je het weet worden gegevens, die jij naar websites verstuurt, afgevangen. Hoe heet deze vorm van internetcriminaliteit?
A
SQL-injection
B
Man-in-the-middle
C
Middleware
D
End-to-end
Slide 33 - Quiz
Wat is datacommunicatie?
Slide 34 - Question ouverte
Wat is datacommunicatie?
Datacommunicatie is de verzamelnaam voor allerlei vormen van informatie uitwisseling tussen computers. Dit kunnen computers in een bedrijfsnetwerk zijn, maar ook computers die verbonden zijn met het internet.
Slide 35 - Diapositive
Wanneer spreek je van een netwerk?
Slide 36 - Question ouverte
Netwerk
2 of meer met elkaar verbonden apparaten
Slide 37 - Diapositive
Wat is een protocol?
Slide 38 - Question ouverte
Protocollen
Net zoals er bij veel dagelijkse dingen regels bestaan, zoals bijvoorbeeld verkeersregels, zijn er voor datacommunicatie ook regels opgesteld. Dit worden protocollen genoemd.
Slide 39 - Diapositive
Wat is het meestgebruikte internet-protocol?
A
HTTP
B
TCP/IP
C
UTP
D
UDP
Slide 40 - Quiz
Welk apparaat deelt IP adressen uit in een netwerk?
A
Switch
B
Firewall
C
Router
D
Server
Slide 41 - Quiz
Een switch wordt gebruikt om verschillende apparaten in een netwerk te verbinden.
Met behulp van een router kunnen twee of meer netwerken op elkaar aangesloten worden. Bijvoorbeeld jouw thuisnetwerk en het netwerk van de internetprovider (ISP)
Een switch verbindt verschillende apparaten in een netwerk .
Een firewall beschermt een netwerk of computer tegen misbruik van buitenaf.
Met een router kunnen twee of meer netwerken op elkaar aangesloten worden, bijvoorbeeld jouw thuisnetwerk en het netwerk van de internetprovider (ISP)
Een server is een computer of een programma dat diensten verleent aan clients, bijvoorbeeld een webserver of database server.
Slide 42 - Diapositive
Wat zijn "UTP" en "STP"
Slide 43 - Question ouverte
Wat worden er door glasvezelkabels verzonden?
A
Radiogolven
B
Lichtsignalen
C
Elektrische signalen
D
Morse code
Slide 44 - Quiz
Waar is het Dark Web een onderdeel van?
Slide 45 - Question ouverte
draadloze technieken
Slide 46 - Carte mentale
Draadloze technieken
Bluetooth
Mobiel internet (4G / 5G)
Wifi
LoRa
Slide 47 - Diapositive
Toepassingen van glasvezelkabels
Slide 48 - Question ouverte
Glasvezel
Onderwaterverbindingen tussen continenten Over de bodems van de oceanen liggen veel glasvezelkabels om alle landen met elkaar via het internet te verbinden.
Servers met elkaar verbinden in datacenters Datacenters bestaan uit honderden servers die met elkaar verbonden zijn door middel van glasvezelkabels voor een maximale gegevensoverdracht.
In wijken om huizen en bedrijven met het internet te verbinden. Steeds meer huizen en bedrijven zijn aangesloten op een glasvezelnetwerk, waarbij de glasvezelkabel vanuit de straat tot in de meterkast loopt. Vanaf de meterkast gaat het netwerk verder met twisted-pair kabels.