Herhaling paragraaf 1 en 2 oefentoets

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Paragraaf 1 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt beschrijven hoe natuurlandschappen, klimaten en vegetatiezones in Europa met elkaar samenhangen.
Je kunt uitleggen hoe de seizoenen ontstaan.
Je kunt uitleggen hoe de breedteligging van een gebied invloed heeft op het klimaat en de seizoenen in dat gebied.

Opdrachten:
Je kent de topografie van landen, gebergten en wateren in Europa (W2).
Je kunt de ligging van de klimaten en vegetatiezones in Europa beschrijven en herkennen op een kaart.
Je kent de algemene regel dat het in Europa van zuid naar noord steeds kouder wordt en dat daardoor de begroeiing verandert.

Begrippen: aardas, hooggebergteklimaat, landklimaat, Middellandse Zeeklimaat, sneeuwklimaat, steppeklimaat, taiga, toendra, toendraklimaat, zeeklimaat

























Slide 3 - Diapositive

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt uitleggen hoe zee en land verschillend opwarmen en afkoelen.
Je kunt uitleggen waarom het land hierdoor in de zomer veel warmer is dan de zee en in de winter veel kouder is dan de zee.
Je kent de algemene regel dat in Europa in gebieden dicht bij zee gemiddeld meer neerslag per jaar valt dan in gebieden ver weg van zee.
Je kent de algemene regel dat in Europa de gemiddelde temperatuur in de zomer landinwaarts toeneemt en de gemiddelde temperatuur in de winter afneemt.
Je kunt uitleggen waarom in Europa het zeeklimaat landinwaarts overgaat in het landklimaat.

Opdrachten:
Je kunt aan de hand van kaarten van verschillende plaatsen in Europa uitleggen welk klimaat er heerst, en wat dat voor de gemiddelde temperatuur in de zomer en de winter en voor de neerslag betekent.
Geen nieuwe begrippen

































Slide 4 - Diapositive

Wat zijn de namen van de wateren b en f?
A
b = Atlantische Oceaan en f = Zwarte Zee
B
b = Noordelijke IJszee en f = Kaspische Zee
C
b = Atlantische Oceaan en f = Kaspische Zee
D
b = Noordelijke IJszee en f = Zwarte Zee

Slide 5 - Quiz

Wat is de naam van land 3?

Slide 6 - Question ouverte

Waardoor ontstaat het verschil in klimaat tussen Parijs en Rome?

Slide 7 - Question ouverte

Welke bundel zonnestraling valt waarschijnlijk op de Noordpool?
A
Nummer 1
B
Nummer 2

Slide 8 - Quiz

Het is vandaag 23 februari. Welk seizoen is het op dit moment in Australië?
A
Winter
B
Lente
C
Herfst
D
Zomer

Slide 9 - Quiz

Welk seizoen is het bij wereldbol B op het zuidelijk halfrond?
A
Zomer
B
Lente
C
Winter
D
Herfst

Slide 10 - Quiz

Welke maand is het bij wereldbol D?
A
Maart
B
Juni
C
September
D
December

Slide 11 - Quiz

Welk klimaat is te zien in deze klimaatgrafiek?
A
Zeeklimaat
B
Steppeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Landklimaat

Slide 12 - Quiz

Welke klimaatgrafiek hoort bij Moskou?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Sleep de klimaatgrafieken naar de juiste plek op de kaart.

Slide 14 - Question de remorquage

Zeewater warmt .... op dan land.
A
Langzamer
B
Sneller

Slide 15 - Quiz

Zonnestralen dringen .... door in het zeewater
A
Dieper
B
Minder diep

Slide 16 - Quiz

In de winter wordt het meestal .... als de wind vanaf zee waait
A
Kouder en natter
B
Warmer en natter
C
Kouder en droger
D
Warmer en droger

Slide 17 - Quiz

Waardoor ontstaat het verschil in klimaat tussen Parijs en Kiev?

Slide 18 - Question ouverte

Wat zijn de kenmerken van het hooggebergte klimaat?
A
Hoge temperaturen, veel neerslag, en veel vegetatie
B
Lage temperaturen, veel neerslag, en weinig vegetatie
C
Lage temperaturen, weinig neerslag, en veel vegetatie
D
Hoge temperaturen, weinig neerslag, en veel vegetatie

Slide 19 - Quiz

Welke term beschrijft het droge en koude klimaat in berggebieden?
A
Woestijnklimaat
B
Subarctisch klimaat
C
Hooggebergte klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 20 - Quiz

Welk kenmerk is typerend voor de toendra?
A
Subtropische klimaatzone
B
Tropisch regenwoud
C
Bevroren ondergrond
D
Droge woestijn

Slide 21 - Quiz

Welk kenmerk past niet bij het steppe klimaat?
A
Grasland als natuurlijke vegetatie
B
Grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht
C
Veel neerslag gedurende het hele jaar
D
Droog klimaat

Slide 22 - Quiz

Welke temperatuur kenmerkt de steppe klimaat?
A
Droge en warme zomers en koude winters
B
Regenachtige en koude zomers en warme winters
C
Droge en koude zomers en warme winters
D
Regenachtige en warme zomers en koude winters

Slide 23 - Quiz

Welke planten zijn kenmerkend voor de taiga?
A
Varens
B
Loofbomen
C
Naaldbomen
D
Grassen

Slide 24 - Quiz

Welk type klimaat is te vinden in de taiga?
A
Gematigd zeeklimaat met veel neerslag
B
Tropisch klimaat met veel neerslag
C
Woestijnklimaat met weinig neerslag
D
Droog klimaat met weinig neerslag

Slide 25 - Quiz

Welk seizoen is het droogst in een landklimaat?
A
Zomer
B
Lente
C
Winter
D
Herfst

Slide 26 - Quiz

Wat is een kenmerk van een landklimaat?
A
Grote temperatuursverschillen tussen zomer en winter
B
Zachte winters en koele zomers
C
Gelijkmatige spreiding van neerslag gedurende het jaar
D
Grote hoeveelheden neerslag het hele jaar door

Slide 27 - Quiz

Welke 2 klimaten ontstaan met name door de invloed van de zee?
A
Steppeklimaat en landklimaat
B
Landklimaat en toendraklimaat
C
Zeeklimaat en landklimaat
D
Toendraklimaat en zeeklimaat

Slide 28 - Quiz

In welk land zal het in de zomer het warmst worden?
A
1, Oekraïne
B
2, Portugal
C
3, Roemenië
D
4, Polen

Slide 29 - Quiz

Dit cijfer denk ik voor de toets te gaan halen:
Vul het op deze manier in 6.5 = 65
0100

Slide 30 - Sondage

Heb je nog vragen, zijn er dingen die je nog uitgelegd wil hebben?

Slide 31 - Question ouverte