Herhaling unit 1,2,3

tante
A
uncle
B
aunt
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

tante
A
uncle
B
aunt

Slide 1 - Quiz

pet
A
huisdier
B
pet

Slide 2 - Quiz

Wat is het verschil tussen 'she' en 'they'?
A
She is meerdere personen, they is een persoon
B
She is een persoon, they zijn meerdere personen

Slide 3 - Quiz

Vertaal "Wij zijn jong" in het Engels.

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal "Zijn wij jong?" in het Engels.

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal "Wij zijn niet jong" in het Engels.

Slide 6 - Question ouverte

Welke woorden zijn bezittelijk?
A
I, you, he, she, it
B
My, your, her, his, its

Slide 7 - Quiz

Wat is de vertaling voor juni?
A
juni
B
Juni
C
june
D
June

Slide 8 - Quiz

Wat is de overeenkomst tussen de dagen van de week en maanden van het jaar ?
A
niks
B
alles eindigt op een y
C
alles schrijf je met een hoofdletter

Slide 9 - Quiz

Have got / has got
I ... an English test Thursday.
A
have got
B
has got

Slide 10 - Quiz

have got / has got
The dog ... a tail.
A
have got
B
has got

Slide 11 - Quiz

My brother and I ... a playstation.
A
have got
B
has got

Slide 12 - Quiz

A giraffe ... swim
A
can
B
can't

Slide 13 - Quiz

... you come to my party?
A
Can
B
Can't

Slide 14 - Quiz

No, I ..., I have homework to do.
A
can
B
can't

Slide 15 - Quiz

(read) My father .. the newspaper
A
read
B
reads

Slide 16 - Quiz

(listen) We ... to the teacher
A
listen
B
listens

Slide 17 - Quiz

(explain) The teacher ... the grammar.
A
explain
B
explains

Slide 18 - Quiz

(like) She ... to talk
A
like
B
likes

Slide 19 - Quiz

(like) You ... engineering
A
like
B
likes

Slide 20 - Quiz

The rest of this lesson
  •  put your phone away :)
  •  Questions about the test?
  •  read a text


Slide 21 - Diapositive

Questions about the test?

Slide 22 - Diapositive

Reading

Hoe pak je een leestekst aan?

  1.  bekijk de titel, de plaatjes en de dikgedrukte woorden.
  2.  lees daarna de vragen goed.
  3.  a.d.h.v. de vraag de tekst lezen; verkennend of intensief.

Slide 23 - Diapositive

answers reading text

Slide 24 - Diapositive

bingo

Slide 25 - Diapositive