MAVO 2 - Herhaling signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid

Praktische zaken

• Formatieve toets

Lezen

Doelen

Doel: Wij herhalen de signaalwoorden en maken hier opdrachten over.

Doel 2: Wij kijken de stof van vorige week na. 

Wat weten jullie nog?

Nakijken

De signaalwoorden en verbanden

• Opsomming
• Tijd
• Reden/oorzaak/gevolg
• Tegenstelling
• Voorwaarde

Wat is een signaalwoord?

1. Kondigt functie van een tekstdeel of alinea aan
2. Voegt werkwoorden samen
3. Geeft een verband tussen (deel)zinnen aan
4. Geven een eigenschap van een zelfstandig naamwoord aan

Wat is GEEN signaalwoord voor tijd

1. Terwijl
2. Intussen
3. Dadelijk
4. Zodat

Wat is GEEN signaalwoord voor reden/oorzaak/gevolg

1. Aangezien
2. Daardoor
3. Want
4. Verder

Wat is GEEN signaalwoord voor voorwaarde

1. Als
2. Wanneer
3. Want
4. Tenzij

Schrijf het signaalwoord op:
Mohammed houdt van appels, peren en sinaasappels.

Schrijf het signaalwoord op:
Sietske heeft haar huiswerk gemaakt, maar ze is het vergeten.

Schrijf het signaalwoord op:
Het is vanavond koopavond, daardoor kan het drukker zijn op de weg.

De signaalwoorden en verbanden

• Inperking
• Vergelijking
• Omschrijving

Schrijf het signaalwoord op:
Ondanks dat de maximumsnelheid is verlaagd, gebeuren er nog veel ongelukken op deze weg.

Schrijf het signaalwoord op:
Het plan van het Verenigd Koninkrijk wordt een 'worstcasescenario' genoemd, oftewel de slechtst denkbare situatie.

Schrijf het signaalwoord op:
Hoewel ik niet had geleerd voor de toets, haalde ik een 9,6.

Schrijf het signaalwoord op:
Het aantal zware rokers in Nederland neemt af, evenals het aantal zware drinkers.

De signaalwoorden en verbanden

• Voorbeeld
• Verduidelijking
• Doel-middel
• Conclusie
• Samenvatting

Kies het signaalwoord:
Ik hou van allerlei soorten fruit, bijvoorbeeld aardbeien.

1. aardbeien
2. bijvoorbeeld
3. soorten fruit
4. allerlei

Kies het signaalwoord:
Om twaalf uur komt het bezoek, dus begin snel met opruimen!

1. begin
2. dus
3. het bezoek
4. snel

Kies het signaalwoord:
Ilhan wil een auto kopen, om zijn spullen te vervoeren.

1. om
2. spullen
3. een auto
4. kopen

Opdracht

HOE? maak de opdrachten op het gegeven blaadje.

Nakijken

Maken thuis