Nederlands 2TAB: oefentoets

Nederlands 
2TAB

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 
2TAB

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- Vraag van vandaag

- Herhalen lesstof

- Aan de slag


Aan het einde van de les kan ik langere teksten met veel informatie lezen en begrijpen aan de hand van het stappenplan.










Slide 2 - Diapositive

Wat is jouw goede voornemen van 2025?

Slide 3 - Diapositive

 Het onderwerp van een tekst
Om het onderwerp te vinden, lees je oriënterend. 
Dat betekent dat je alleen de:
- Titel + tussenkopjes leest
- De afbeeldingen bekijkt
- Zoekt naar onderstreepteschuingedrukte, dikgedrukte  of GROTE woorden.

Je leest alleen de eerste alinea. Daarna stel je de vraag: 
Waar gaat deze tekst over?


Slide 4 - Diapositive

De hoofdgedachte van een tekst
Het belangrijkste deel van een tekst kan je in een zin samenvatten. 
Die zin noem je de hoofdgedachte. 
Om de hoofdgedachte te vinden moet je heel zorgvuldig lezen. 
Je leest dan de gehele tekst

Voer de volgende stappen uit:
- Wat is het onderwerp van deze tekst?
- Lees de tekst precies
- Staat het misschien al in het begin/einde van de tekst? 
- Geef in een zin antwoord op de vraag:
   Wat is het belangrijkste dat wordt gezegd over het onderwerp?



Slide 5 - Diapositive

Onbekende woorden

De manieren om de betekenis te ontdekken van een onbekend woord: 
- Synoniemen 
(auto/wagen, snel/vlug, eten/voedsel)
- Omschrijving 
Hij werkt in de akkerbouw, een vorm van landbouw, waar hij graan en aardappels kweekt. 
- Een voorbeeld 
Tekengerei: Pennen, potloden, stiften 

Slide 6 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverband
Signaalwoorden
Tegenstellend
tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant, aan de andere kant. 
Chronologisch
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, uiteindelijk, nadat, terwijl, dadelijk, intussen
Opsommend
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), en, daarnaast, verder, tenslotte
Toelichtend
bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou, neem bijvoorbeeld

Slide 7 - Diapositive

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 9 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
Het onderwerp van de tekst
C
Een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 10 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 11 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 12 - Quiz


Tegenstellend verband


Chronologisch verband


Opsommend verband


Toelichtend verband

Lisanne miste haar trein, maar kwam toch op op tijd voor haar sollicitatiegesprek
Eerst moet het gehakt bakken, daarna de groenten toevoegen en dan kan de saus worden gemaakt.
Ik heb een kat, konijn, hamster en een hond.

Ellie had de inbraak bij de buren niet gehoord. Ze sliep namelijk niet thuis.

Ik speel elk weekend games, zoals GTA, Fifa en Mario Kart.
"Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor."

Slide 13 - Question de remorquage

Aan de slag: Oefentoets maken
Stap 1: Markeer eerst de titel, tussenkopjes en opvallende woorden bij een tekst. 
Stap 2: Stel het onderwerp vast.
Stap 3: Markeer in elke alinea het belangrijkste.
Stap 4: Zoek de hoofdgedachte
Stap 5: Als je dingen opvallen, onderstreep het of noteer het in de kantlijn

Morgen is de oefentoets af.

Slide 14 - Diapositive

De volgende les

- Heb je de oefentoets af

Heb je het volgende bij je: 
- Lesboek 
- Schrift 
- Pen + markeerstift 








Slide 15 - Diapositive