Machten met gehele exponent - Eentermen en veeltermen inleiding

Eentermen en veeltermen
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeSecundair onderwijs

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Eentermen en veeltermen

Slide 1 - Diapositive

Herhaling
Machten met een positieve en negatieve exponent

Slide 2 - Diapositive

We hebben een dilemma...
Saartje is binnenkort jarig!

Slide 3 - Diapositive

Mama en papa doen beiden een voorstel ...
Van mij krijg je deze week €2. Vanaf volgende week zal ik je bedrag steeds verdubbelen. 
Dit doe ik 15 weken lang.
Van mij krijg je in één keer €10 000

Slide 4 - Diapositive

Welke optie zou jij kiezen? Waarom?
mama
papa

Slide 5 - Sondage

Laten we eens tellen wat ze precies van mama krijgt
€2
€4
€8
€16
€32
€64
€128
€256
€512
€1 024
€2 048
€4 096
€8 192
€16 384
€32 768
Totaal: €65 534

Slide 6 - Diapositive

Verklaar waarom dit dilemma in het hoofdstuk machten voorkomt?

Slide 7 - Diapositive

Totaal: €65 534
€2
€4
€8
€16
€32
€64
€128
€256
€512
€1 024
€2 048
€4 096
€8 192
€16 384
€32 768
       2^15 = 65 534

Slide 8 - Diapositive

Andere voorbeelden


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Dit kan je al!
  • Je kan een product schrijven als een macht.
  • Je kent de begrippen grondtal, exponent, macht, kwadraat.
  • Je kan een macht berekenen van een natuurlijk getal.
  • Je kan een macht berekenen van een geheel getal.
  • Je kan een macht berekenen met een negatieve exponent.

Slide 11 - Diapositive

TEST!

Slide 12 - Diapositive


A
6
B
12
C
36
D
8

Slide 13 - Quiz

(-6)²
A
-6
B
-12
C
36
D
-36

Slide 14 - Quiz

-6²
A
-6
B
-12
C
36
D
-36

Slide 15 - Quiz

-(-6)²
A
-6
B
-12
C
36
D
-36

Slide 16 - Quiz


50
A
0
B
1
C
-1
D
5

Slide 17 - Quiz


571
A
57
B
1
C
-1
D
0

Slide 18 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van
(56)8
A
+
B
_

Slide 19 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van
564
A
+
B
_

Slide 20 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van
(72)6
A
+
B
_

Slide 21 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van (-72)^-6
A
+
B
_

Slide 22 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van (-1/3)^-2
A
+
B
_

Slide 23 - Quiz

Bereken: (2/5)^-3
A
8/125
B
125/8
C
4/25
D
25/4

Slide 24 - Quiz

4^-2
A
1/16
B
16
C
8
D
-1/8

Slide 25 - Quiz


92
A
81
B
1/18
C
-1/81
D
1/81

Slide 26 - Quiz


(a)4
A
a44
B
a4
C
a41
D
a41

Slide 27 - Quiz

Eentermen en veeltermen

Slide 28 - Diapositive

4 - 8 - 12 - 16 - 20
Wat is het volgende getal?
A
24
B
28
C
32
D
40

Slide 29 - Quiz







Hoeveel oranje vierkantjes zitten er in de volgende figuur?

Slide 30 - Question ouverte




En in de 47e figuur?

Slide 31 - Question ouverte




Leg uit hoe je het aantal oranje vakjes kan bereken in de 52e
figuur.

Slide 32 - Question ouverte

In formulevorm:
Als n = nummer van de figuur
Dan is het aantal oranje vakjes van een figuur = n + 1

Slide 33 - Diapositive

4 - 8 - 12 - 16 - 20
Herbekijken we de eerste rij:
1e getal = 4 = 4 . 1
2e getal = 8 = 4 . 2
3e getal = 12 = 4 . 3
4e getal = 16 = 4 . 4
5e getal = 20 = 4 . 5
6e getal = 4 . 6 = 24
 in formule: 4 . n 
waarbij n = nummer van het getal       


Slide 34 - Diapositive

4 . n en n + 1 noemen we lettervormen

4 . n of ook 4n noemen we een eenterm

n + 1 noemen we een veelterm

Slide 35 - Diapositive

Eentermen
Een eenterm is een product van een aantal cijferfactoren ( = coëfficiënten) en letterfactoren.
Bijvoorbeeld:
3a --> 3 is de coëfficiënt en a is het lettergedeelte
-5x-->  -5 is de coëfficiënt en x2 ix het lettergedeelte
ab  -->  1 is de coëfficiënt en ab is het lettergedeelte

Slide 36 - Diapositive

Gelijksoortige eentermen
Dit zijn eentermen met hetzelfde lettergedeelte
Bijvoorbeeld:

3a, -4a, 0,5a, a

2a², 9a², -56a², a²

5a²b, -2a²b, a²b


Slide 37 - Diapositive

Sleep de gelijksoortige eentermen naar de juiste plaats
-0,5a³b²
-0,5ab
4a³b²
-ab
6a²
-3a³b²
a³b²
4,2a²b
8,91ab
-0,5
8,3ab²

Slide 38 - Question de remorquage

Getalwaarde van een eenterm
Om de getalwaarde van een eenterm te bepalen, vervang je de letters door de gegeven getallen en werk je daarna de rekenoefening uit.
Bijvoorbeeld:

2ab ; a = 5 en b = 3
2 . 5 . 3 = 30

Slide 39 - Diapositive

Bereken de getalwaarde van

4x als x = 6
A
46
B
10
C
24
D
4,6

Slide 40 - Quiz

Bereken de getalwaarde van

2ab als a = 3 en b = 4
A
24
B
234
C
9
D
2,34

Slide 41 - Quiz

Bereken de getalwaarde van

4x³ als x = 2
A
42
B
32
C
423
D
4,2

Slide 42 - Quiz

Bereken de getalwaarde van

-7a als a = -2
A
-14
B
14
C
-72
D
72

Slide 43 - Quiz



Er staan hier nu 4 figuren. In de vijfde figuur zitten er 6 oranje vakjes. Hoeveel zitten er in de 6e figuur?

Slide 44 - Question ouverte