Taalverzorging deel 3

Taalverzorging deel 3
Werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging deel 3
Werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Instructie
Werk elke slide één voor één door. Lees goed wat er verteld wordt en maak alle opgaven en vragen. Zowel die in Lesson-Up als in je boek. Als je vragen hebt, dan kun je die via Teams of in de klas aan mij stellen.

Zorg ervoor dat wanneer je een filmpje kijkt, je 
een koptelefoon gebruikt.


Slide 2 - Diapositive

Legenda (kleuren van de slide)
  • Theorie 
  • Herhaling vorige deel
  • Oefening
  • Extra oefening
  • Evaluatie

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

In welke zin is - beloven - de persoonsvorm?

A. Het belooft een mooie zomer te worden.

B. Dat is beloofd door de weerman.
A
Zin A
B
Zin B

Slide 7 - Quiz

In welke zin is - bestellen - de persoonsvorm?

A. Hij heeft tien boeken besteld.

B. Dat bestelt hij ieder jaar.
A
Zin A
B
Zin B

Slide 8 - Quiz

In welke zin is - ontdooien - de persoonsvorm?

A. Mijn moeder ontdooit het vlees.

B. Ze bakt het pas als het is ontdooid.
A
Zin A
B
Zin B

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Ik zet mijn fiets tegen het paaltje.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Over drie dagen ben ik jarig.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Je zusje heeft de taart opgegeten.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Vanmiddag gaan we naar het park.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de stam van de volgende werkwoorden:
worden, branden, landen, halen, lopen, praten.
Zet je antwoorden onder elkaar.

Slide 14 - Question ouverte

Leespauze
Zet de timer aan en 
ga even tien minuten lezen 
in je leesboek.
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Ik [vinden] M1E een drukke klas.

Slide 17 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Soms [worden] het ook erg onrustig in het lokaal.

Slide 18 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Wat [vinden] de klas eigenlijk van zichzelf?

Slide 19 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Ik hoop dat het in de toekomst beter [worden].

Slide 20 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Dan [worden] het ook leuker in de lessen.

Slide 21 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

De verwarming [branden] wel, maar het blijft koud in het lokaal.

Slide 22 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Gelukkig [landen] er geen vliegtuig op het schoolplein.

Slide 23 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Daar [worden] de klas vast nog drukker van.

Slide 24 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de t.t.

Wat [vinden] jij ervan?

Slide 25 - Question ouverte

Kies het juiste woord.

Morgen ..... ik zestien.
A
wordt
B
word

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste woord.

Het .... op dit moment.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 27 - Quiz

Kies het juiste woord.

Hij .... altijd een koffie met melk.
A
bestelt
B
besteld

Slide 28 - Quiz

Kies het juiste woord.

Hij .... vorige week steeds door de les heen.
A
prate
B
praatte
C
praate

Slide 29 - Quiz

Soms ..... ik hier zo moe van.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 30 - Quiz

Mijn tante ..... altijd alle kerstkaarten.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 31 - Quiz

Wanneer gebruik je de stam+t regel?
A
In de tegenwoordige tijd
B
In de verleden tijd
C
In de voltooide tijd
D
In de onvoltooide tijd

Slide 32 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Overmorgen [worden] mijn hond 10 jaar.

Slide 33 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Hoe vaak [gebeuren] het?

Slide 34 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

De oorlog [verdelen] nu het land in twee.

Slide 35 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Als je te dicht bij de kachel komt, dan [branden] je je nog.

Slide 36 - Question ouverte

Hoe was je concentratie?
Wat gaat makkelijk en wat vind je moeilijk?

Slide 37 - Question ouverte

Einde van deze les.
Volgende les: Voltooid deelwoord

Slide 38 - Diapositive