Eindles (vragen pijn)

Eindles (vragen pijn)
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Eindles (vragen pijn)

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Waardoor wordt nociceptieve pijn veroorzaakt?
A
weefselbeschadiging in de huid
B
weefselbeschadiging in het bindweefsel organen
C
weefselbeschadiging in het bot
D
alle antwoorden zijn correct

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


neuropatische pijn wordt ervaren als:
A
scherp, stekend, kloppend
B
brandend, schietend of stekend
C
borend, drukkend of krampend
D
kietelend

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Pijnervaring kan bij een zorgvrager op verschillende wijzen in kaart gebracht worden.

Hoe wordt de score volgens het plaatje genoemd?
A
VAS: Visuele Analoge Schaal
B
NRS: Numeric Rating Sale
C
VRS: Verbal Rating Scale

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions




Hoe wordt deze scoremethode genoemd?
A
VAS: Visuele Analoge Schaal
B
NRS: Numeric Rating Sale
C
VRS: Verbal Rating Scale

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat kun je vertellen over de werking van paracetamol?
A
pijnstillend
B
pijnstillend en koortsverlagend
C
pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn veel gehoorde misverstanden over pijn en pijnbehandeling?
A
Pijn hoort bij het ouder worden en er is niet zo veel aan te doen
B
Pijnstillers hebben veel bijwerkingen en zijn verslavend.
C
Ik ben nu pijnvrij, dus ik wacht met het nemen van het volgende medicijn tot de pijn erger wordt.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quiz

Het juiste antwoord is D, alle antwoorden zijn juist.
Er zijn veel misverstanden over pijn en pijnbehandeling, zowel bij patiënten als bij zorgprofessionals. Veel patiënten hebben een lage verwachting van het effect van pijnmedicatie. Ook maken zij zich zorgen over de bijwerkingen of weten zij niet dat deze bijwerkingen te behandelen zijn. Sommige patiënten verkiezen de pijn boven bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, obstipatie of verwardheid. Veel patiënten (en ook nog steeds veel zorgverleners) denken dat morfine en andere opioïden verslavend zijn. Een groot onderzoek naar het langdurig gebruik van morfine en soortgelijke pijnstillers door patiënten met chronische pijn, laat zien dat er slechts weinig patiënten verslaafd raken (7 uit 4.884 patiënten = 0.14%).
In de Handleiding – Ouderen en pijn, tips voor verpleegkundigen en verzorgenden van Verenso (2011) staat een mooi overzicht van misverstanden over pijn en wat je antwoord daarop zou kunnen zijn.

Hoeveel procent van de ouderen in verpleeghuizen heeft onnodig pijn?
A
50%
B
78%
C
70%

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is altijd de eerste stap in een behandeling met medicatie?
A
Paracetamol
B
NSAID's
C
Opioïden

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer een oudere plotseling veranderd gedrag vertoont is het verstandig om:
A
te vragen waarom hij of zij zich anders gedraagt
B
extra medicatie toe te dienen
C
dit aan de dienstdoende arts te rapporteren

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bijwerkingen kunnen optreden bij zwakwerkende opioïden?
A
Hoofdpijn en kiespijn.
B
Verstopping en misselijkheid.
C
Spierpijn en maagdarmklachten.
D
Maagdarmklachten en nierproblemen.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Bij het gebruik van opioiden word het volgend sterk ontraden:

kies het meest volledige antwoord:
A
alchohol
B
alcohol, antipsychotica
C
alchohol, antipsyhotica, angstremmende middelen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat wordt bedoeld met polyfarmacie?
A
een zorgvrager die voor langere tijd 2 medicijnen gebruikt
B
een zorgvrager die voor langere tijd 3 medicijnen gebruikt
C
een zorgvrager die voor langere tijd 4 medicijnen gebruikt
D
een zorgvrager die voor langere tijd meer dan 5 medicijnen gebruikt

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is invasieve pijnbehandeling?
A
behandeling met medicatie , bijv. opioïden bij rugklachten.
B
Door de huid heen prikken met naalden en dan behandelen met medicijnen bijv. zenuwblokkade rug.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet de medicijngroep waar pijnmedicatie onder valt?
A
Analgetica
B
Benzodiazepinen
C
Diuretica
D
Parasympathicolytica

Slide 15 - Quiz

Benzodiazepinen: bij angst en onrust
Diuretica: vochtafdrijvende medicatie
Parasympathicolytica: luchtwegverwijders
Zet de pijnmedicatie in de juiste volgorde van de pijnladder
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sterk opioïd

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwak opioïd

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

NSAID's 

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk advies geeft de VMS over de frequentie van pijnmeting ?
A
Wanneer de patiënt hier om vraagt.
B
1 maal daags
C
2 maal daags
D
3 maal daags

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de patiënt een pijnscore van 4 aangeeft is dit acceptabel en hoef je als verpleegkundige geen verdere acties uit te voeren
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van pijnmeting?
A
Subjectieve gegevens objectief maken
B
Verlagen van het risico op chronisering van de pijn
C
Eenduidige communicatie
D
Alle antwoorden zijn van toepassing

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat de pijnladder is.
Ja
Ongeveer
Nee

Slide 28 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is fantoompijn?
A
de zorgvrager ervaart dat de ontbrekende ledemaat weer aanwezig is
B
de zorgvrager voelt pijn aan een ontbrekende ledemaat
C
pijn aan meerdere ledematen tegelijk
D
de zorgvrager ervaart angst voor een ontbrekende ledemaat

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

nsaid's is een afkorting voor
A
nausea sickness ailment icterus defences
B
nine separate anti inflation drugs
C
nubor solar ador igor dolor's
D
non steriodic anti inflamatoir drugs

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mensen met nierfunctie stoornissen krijgen geen
A
Opiaten
B
Paracetamol
C
NSAID's
D
Pijnstillers

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

NSAID's remmen prostaglandinen in de nier. Hierdoor vermindert de renale doorbloeding en ontstaat natriumretentie. Acute nierinsufficiëntie en water- en zoutretentie kunnen optreden, en daarmee kunnen hypertensie en hartfalen ontstaan of verergeren.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen epidurale pijnbestrijding en de spinale pijnbestrijding?
A
Epiduraal=tussen het harde hersenvlies en de wervels. Spinaal= in het ruggemergvocht
B
Epiduraal=pijnstilling via een ruggeprik. Spinaal= verdoving van het onderlichaam
C
Epiduraal= in de rugwevels. Spinaal=in het ruggemergvocht
D
Epiduraal=lokale verdoving via een ruggeprik Spinaal=volledige verdoving

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is epidurale pijnbestijding?
A
Injecties tegen de pijn op lokaal niveau
B
verdoofd het onderlichaam
C
pijnmedicatie op de plek in het wervelkanaal
D
een ruggeprik

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een bekende complicatie van spinale anesthesie?
A
chronische pijn
B
totaal spinaal blok
C
hoofdpijn door lekkage van ruggemerg vocht
D
misselijkheid

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions