Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
WAT HEBBEN WIJ
GISTEREN GELEERD?
Slide 1 - Diapositive
Mens en gezondheid
Invloeden op gezondheid
Slide 2 - Diapositive
Hoe kan ik de gezondheid van mensen verbeteren?
Slide 3 - Diapositive
Gezondheidsdeterminanten
4 categorieën
- Biologische factoren
- Omgevingsfactoren
- Leefstijl
- Voorzieningen Gezondheidszorg
Slide 4 - Diapositive
Biologische factoren
1. Een gen is een klein onderdeeltje van een cel die erfelijke factoren kan beïnvloeden. Een gen kan van invloed zijn op het ontstaan van ziekten. Je kunt namelijk aandoeningen of ziekten overerven.
Slide 5 - Diapositive
BLZ. 275
Slide 6 - Diapositive
2.
Overgewicht is het gevolg van een verstoorde energiebalans.
Overgewicht hangt ook samen met psychische gezondheid.
Slide 7 - Diapositive
OMGEVINGSFACTOREN
Welvaart is het hebben van voldoende financiële middelen om de eigen behoeften te kunnen vervullen.
BEHOEFTEN?
WELVAARTSZIEKTEN?
Slide 8 - Diapositive
2. Opvoeding/thuissituatie
Slide 9 - Diapositive
3. Sociaal netwerk
Een sociaal netwerk is een netwerk van mensen. Vaak zijn dit belangrijke mensen zoals familie en vrienden.
Slide 10 - Diapositive
4. Media
Reclame en media kunnen een preventief doel hebben
Slide 11 - Diapositive
Leefstijl
Stress
Social media
Gamen
Slide 12 - Diapositive
- Lichaamsbeweging heeft een positieve invloed op de gezondheid en vermindert de kans op ziekten.
- Hygiëne
- Seksueel gedrag
Slide 13 - Diapositive
Voorzieningen Gezondheidszorg
Slide 14 - Diapositive
Hoe kan de overheid gezondheid beïnvloeden en hoe heb je hier zelf invloed op?
Slide 15 - Diapositive
Bij welke soort gezondheid hoort de volgende zin: ‘Esma ervaart veel stress op haar werk.’
A
Fysieke gezondheid
B
Mentale Gezondheid
C
Sociale Gezondheid
D
Lichamelijke gezondheid
Slide 16 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een welvaartsziekte?
A
Reuma
B
Diabetes
C
Alzheimer
D
HIV
Slide 17 - Quiz
Wat zijn preventieve maatregelen?
A
Maatregelen die je neemt als iemand ziek is.
B
Maatregelen die je neemt nadat iemand ziek is geweest.
C
Maatregelen die je van te voren neemt om gezondheidsschade te voorkomen.
D
Maatregelen die voor specifieke doelgroepen gelden.
Slide 18 - Quiz
Rapporteren is....
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 19 - Quiz
REACTIE KAN TOT MEER DAN 24 UUR NA INNAME PLAATSVINDEN
A
VOEDSELALLERGIE
B
VOEDSELINTOLERANTIE
Slide 20 - Quiz
Stelling:
In een verpleeghuis is 24 uur per dag een verzorgende en/of een verpleegkundige aanwezig.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Sommige ouderen wonen in een woonzorgcentrum. Wanneer komen ouderen VOORAL in een woonzorgcentrum terecht?
A
als ouderen zelfredzaam zijn
B
als ouderen verpleging nodig hebben
C
als ouderen niet goed zelfstandig meer kunnen wonen
D
als ouderen geen familie meer hebben voor mantelzorg