Islam - begrippenquiz

Islam
begrippenquiz
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Islam
begrippenquiz

Slide 1 - Diapositive

Mohammed is...
A
De stichter en belangrijkste profeet van de islam
B
De stichter van de islam en de zoon van God
C
De belangrijkste profeet van de islam en de zoon van God
D
Hetzelfde als Allah

Slide 2 - Quiz

Wat bedoelen we met 'profeet'?
A
De boodschapper van Allah die mensen met elkaar verbindt
B
De stichter van een geloof
C
De boodschapper van Allah die mensen en god verbindt met elkaar
D
De zoon van Allah

Slide 3 - Quiz

'Allah' betekent letterlijk:
A
Profeet
B
de Machtige
C
de Grootste
D
God

Slide 4 - Quiz

'Islam' betekent letterlijk:
A
Overgave aan Allah
B
Geven aan God
C
Overgave aan de Profeet
D
Geven aan de Machtigste

Slide 5 - Quiz

'Moslim' betekent letterlijk:
A
Hij of zij die alles voor Allah doet
B
Hij of zij die zich overgeeft aan Allah
C
Hij of zij die zich aan de regels van de islam houdt
D
Hij of zij die die iedere week naar de moskee gaat

Slide 6 - Quiz

Leg uit wat je van Mekka weet

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de 'Stad van de Profeet'?
A
Mekka
B
Jeruzalem
C
Medina
D
Istanbul

Slide 8 - Quiz

De Ka'aba is...
A
Het belangrijkste heiligdom; verbonden met Jezus
B
Een zwarte kubus waarin meerdere goden worden aanbeden
C
Het belangrijkste heiligdom; verbonden met Ibrahim
D
Een zwarte kubus waarin een enkele god wordt aanbeden

Slide 9 - Quiz

Waarom zijn er twee stromingen in de islam ontstaan?
A
Omdat men ruzie kreeg over wie naar de moskee mocht
B
Omdat men vocht om Mekka
C
Omdat er nog geen opvolger na Mohammed's dood was
D
Omdat er geen leider was toen Mohammed werd geboren

Slide 10 - Quiz

Waarom is de islam een monotheïstische godsdienst?
A
Omdat ze twijfelen aan het bestaan van god
B
Omdat ze geloven in meerdere goden
C
Omdat ze niet geloven in god(en)
D
Omdat ze geloven in één god

Slide 11 - Quiz

De hijra is:
A
De eerste moskee die door M.+ volgelingen werd gebouwd
B
De verhuizing van M. + volgelingen naar Medina
C
De eerste visioenen van Mohammed
D
Het laatste oordeel door Allah

Slide 12 - Quiz

Godsbeeld van de islam in 3 delen:

Slide 13 - Carte mentale

Wat is de sharia?
A
De islamitische wetgeving
B
De islamitische rituelen
C
De islamitische feesten
D
De islamitische geschriften

Slide 14 - Quiz

1. Halal betekent dat iets is toegestaan
2. Haram betekent dat je voorzichtig moet zijn met iets
A
1. is goed 2. is niet goed
B
1. is niet goed 2. is goed
C
1. en 2. zijn beiden goed
D
1. en 2. zijn beiden niet goed

Slide 15 - Quiz

Wat is de Eindtijd?
A
Hierin geeft Allah straf aan de hele mensheid
B
Hierin gaan alle mensen naar het Paradijs
C
Hierin geeft Allah zijn Laatste Oordeel over de mensheid
D
Hierin gaan alle christenen naar het Paradijs

Slide 16 - Quiz

Wat is de umma?
A
De belangrijkste persoon in de moskee
B
De toren bij de moskee
C
De gemeenschap van moslims in Mekka
D
De(wereldwijde) gemeenschap van moslims

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je de voorganger in de moskee?
A
Soenna
B
Ayat
C
Imam
D
Koran

Slide 18 - Quiz

In de moskee is een mihrab; wat is dit?
A
Een kastje om de Koran in of op te bewaren
B
De verhoging in het midden van de moskee
C
Een gebedsnis om de richting van het bidden te bepalen
D
Het podium vanwaar de imam spreekt

Slide 19 - Quiz

In de moskee is een kursi; wat is dit?
A
Een kastje om de Koran in of op te bewaren
B
De verhoging in het midden van de moskee
C
Een gebedsnis om de richting van het bidden te bepalen
D
Het podium vanwaar de imam spreekt

Slide 20 - Quiz

In de moskee is een dakka; wat is dit?
A
Een kastje om de Koran in of op te bewaren
B
De verhoging in het midden van de moskee
C
Een gebedsnis om de richting van het bidden te bepalen
D
Het podium vanwaar de imam spreekt

Slide 21 - Quiz

De ...1... wordt vanaf de ...2... bij de moskee omgeroepen
A
1. Azan 2. Minaret
B
1. Azan 2. Ayat
C
1. Ayat 2. Minaret
D
1. Ayat 2. Soera

Slide 22 - Quiz

Een moskee wordt altijd in de richting van ...1... gebouwd, omdat daar ...2... is.
A
1. Medina 2. Ka'aba
B
1. Mekka 2. Ka'aba
C
1. Mekka 2. Graf van Mohammed
D
1. Medina 2. Graf van Mohammed

Slide 23 - Quiz

Wanneer en hoe is de islam ontstaan?
A
In 570 door de geboorte van Mohammed in Mekka
B
In 610 door de overlevering van de Koran aan Mohammed
C
In 622 door de hijra van Mekka naar Medina van Mohammed
D
In 632 door het overlijden van Mohammed in Mekka

Slide 24 - Quiz

In de wereld noemt ongeveer ... % van de mensen zich moslim
A
55%
B
12%
C
23%
D
7%

Slide 25 - Quiz

In Nederland zijn er ongeveer ... moslims
A
230.000
B
1.000.000
C
170.000
D
825.000

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Wie zien we op deze afbeelding?
A
Ibrahim en Ismail
B
Mohammed en Djibriel
C
Mohammed en Ibrahim
D
Ibrahim en Djibriel

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er?
A
Mohammed krijgt via Djibriel de Koran van Allah
B
Mohammed krijgt via Djibriel aanwijzingen voor het geloof
C
Mohammed wordt door Djibriel meegenomen naar Yathrib
D
Mohammed wordt door Djibriel naar Allah gebracht na zijn dood

Slide 29 - Quiz

Noem de 5 Zuilen van de islam

Slide 30 - Question ouverte

Waarom is het belangrijk voor iedere moslim om het levensverhaal van Mohammed te kennen?
A
Omdat Mohammed de perfecte mens is
B
Omdat Mohammed het goede voorbeeld geeft aan de gelovigen
C
Omdat Mohammed de zoon van Allah is
D
Omdat Mohammed veel belangrijke dingen heeft meegemaakt

Slide 31 - Quiz

Het levensverhaal van Mohammed staat in de:

A
Koran
B
Hadith
C
Soenna
D
Ayat

Slide 32 - Quiz

De soenna is:
A
Een verzameling geschriften over het leven van Mohammed
B
Een verzameling geschriften met het verhaal van Allah
C
Een deel van de Hadith waarin uitspraken over Mohammed staan
D
Een uitleg van de Koran, om deze te kunnen begrijpen

Slide 33 - Quiz

Met het ...1... wordt de ...2... afgesloten.
A
1. Offerfeest 2. Ramadan
B
1. Suikerfeest 2. Hadj
C
1. Suikerfeest 2. Salat
D
1. Offerfeest 2. Hadj

Slide 34 - Quiz

Met het ...1... wordt de ...2... afgesloten.
A
1. Suikerfeest 2. Salat
B
1. Suikerfeest 2. Ramadan
C
1. Saum 2. Ramadan
D
1. Saum 2. Salat

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive

Wat zie je hier?
A
Hadj
B
Salat
C
Zakat
D
Saum

Slide 37 - Quiz

De ...1... wordt ...2... per dag richting ...3... gedaan.
A
1. Hadj 2. 5 keer 3. Mekka
B
1. Salat 2. 3 keer 3. Mekka
C
1. Salat 2. 5 keer 3. Mekka
D
1. Hadj 2. 3 keer 3. Medina

Slide 38 - Quiz

De ...1... is in de ...2... zeer belangrijk om elkaar te kunnen steunen in moeilijke tijden.
A
1. Zakat 2. Umma
B
1. Zakat 2. Soenna
C
1. Hadj 2. Umma
D
1. Hadj 2. Soenna

Slide 39 - Quiz

Het vasten, ...1..., vindt plaats tijdens de maand ...3...
A
1. Ramadan 2. Saum
B
1. Saum 2. Ramadan
C
1. Ramadan 2. Sjahada
D
1. Sjahada 2. Ramadan

Slide 40 - Quiz

De Hadj verwijst naar het verhaal van:
A
Ibrahim en Ismail
B
Ibrahim en Isaak
C
Mohammed en Ismail
D
Mohammed en Isaak

Slide 41 - Quiz

De Hadj is:
A
De bedevaart naar Medina
B
De geloofsbelijdenis
C
De bedevaart naar Mekka
D
De besnijdenis bij jongens

Slide 42 - Quiz

Waarom mag je volgens veel moslims Allah en Mohammed niet afbeelden?

Slide 43 - Question ouverte