Herhaling hoofdstuk 6 - toetsweek 4

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Herhaling hoofdstuk 6

De tijd van steden en staten is van?

1. 500-1000
2. 1000-1500
3. 750-1250
4. 500-1500

De opkomst van de handel en het begin van de steden is een kenmerkend aspect van welk tijdvak?

Door welke twee veranderingen bracht de landbouw meer op?

Vrouwen konden ook lid worden van een gilde

1. Juist
2. Onjuist

Wat bedoelen we met Hanze?

1. Samenwerking van landen om met elkaar te concurreren
2. Samenwerking van beroepsgroepen, zoals bakkers
3. Geen van de antwoorden is goed
4. Samenwerking van steden om internationaal handel te drijven

Wie waren er tegen stadsrechten

1. De burgemeester
2. de geestelijken
3. de edelen
4. De boeren / burgers

Zuid-Europeanen kochten meer specerijen uit Azië

1. Dit is continuïteit
2. Dit is verandering

Waarover ging de investituurstrijd (1122)

1. Benoemen van de koningen
2. Ruzie tussen de keurvorsten
3. De paus en de edelen waren kwaad
4. Het benoemen van de bisschoppen

De kerk maakte de gelovigen bang dat ze in de hel zouden komen (daardoor was de kerk o.a. machtig)

1. Juist
2. Onjuist

Wat is een aflaat?

1. Geld
2. Kerkelijke rechtbank
3. Opheffing van straf (papiertje)
4. Papier waarmee je in de hel kwam

In 1232 werd de inquisitie ingevoerd, wat is dat?

Joden werden door de christenen gezien als gelijk

1. Juist
2. Onjuist

Welke zin is juist?

1. Bij centralisatie wordt het land vanuit verschillende centra bestuurd.
2. Bij staatsvorming heeft de bevolking van een land het gevoel bij elkaar te horen
3. Een gilde was een geheim genootschap.
4. Stadsmuren waren bedoeld om er voor te zorgen dat niet teveel mensen de stad verlieten.

Wat was het doel van de kruistochten?

1. Het heilige land redden tegen de christenen
2. Het heilige land redden tegen de joden
3. Het heilige land redden van de moslims

Dit jaar gs vond ik...

😒🙁😐🙂😃

Ik heb de volgende tips/tops