Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Welcome!
Happy to see you all again
Sit down, grab you book and start reading
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Today
Herhaling: grammar H2
Doen: weektaak afmaken/beginnen met Test Yourself
Klaar: brainteasers
Slide 3 - Diapositive
This week
Vandaag: Nakijken weektaak + begin test yourself
Morgen: Nakijken test yourself + beginnen KLV
donderdag: Afmaken KLV
Slide 4 - Diapositive
Goal
Aan het eind van de les weet je weer welke grammatica we hebben behandeld de afgelopen 2 hoofdstukken
Aan het eind van de les ben je begonnen aan het maken van de Test Yourself
Slide 5 - Diapositive
Grammatica
dit hebben we de afgelopen weken behandeld:
H1 - short yes and no answers
H1 - can, could, be allowed to
H1 - future will/going to
H2 - prepositions of direction
H2 - negative questions
H2 - should, must, have to
Slide 6 - Diapositive
Short yes and no answers
Do we talk about bruno? - No, we don't.
Pak het eerste werkwoord en persoonsvorm (do we)
Zeg yes/no en plak de persoonsvorm en werkwoord er achter (we do(n't))
Are we excited to go rock climbing? - Yes, we are!
Slide 7 - Diapositive
Can, could, to be allowed to
Can: Bevestigende en ontkennende zinnen om te zeggen dat iets (niet) mag
Could: Vraagzinnen waarin je vraagt of iets mag, meer beleefd dan can.
To be allowed to: Zeggen/vragen of iets toegestaan is volgens een regel of wet.
Slide 8 - Diapositive
Future tense - will/going to
Will: -voorspellingen zonder bewijs
- beloven of iets aanbieden
- spontane besluiten
Going to: - voorspellingen met bewijs
- voornemens
- beslissingen die al eerder zijn gemaakt
Slide 9 - Diapositive
Future tense - present tense
Arrangements and plans (present continuous)
"He's flying to Milan on Tuesday"
vs
Schedules and timetables (present simple)
"The train arrives at 8:30"
"It's her birthday tomorrow"
Slide 10 - Diapositive
prepositions of movement
Zeggen iets over waar iets heen gaat
woorden zoals:
onto, over, across, from, around, through, into, etc.
Slide 11 - Diapositive
negative questions
Als je een positief antwoord wil krijgen van iemand stel je een vraag met een negatieve (not/n't) er in.
Don't you have homework to do?
Shouldn't you leave?
Haven't you got sneakers like that?
Aren't you tired?
Slide 12 - Diapositive
Should, must, have to
Should: advies of aanbeveling. Niet verplicht
Must: Iets dat moet volgens jezelf
Have to: Iets dat moet volgens een ander, een wet of regel.
Don't have to: Iets dat vrijwillig is, niet hoeft.
Slide 13 - Diapositive
Aan de slag!
Lees: de uitleg in je boek van alles dat je nog niet snapt
Maak: de test yourself op pagina 50, of de weektaak af als je dit nog niet gedaan hebt
Klaar: leer de vocab lijst van hoofdstuk 2 op pagina 31
Slide 14 - Diapositive
Nakijken weektaak
opdracht: 6, 7, 23, 24, 27, 28
Slide 15 - Diapositive
Brain teaser
What word has only 5 letters and becomes shorter when you add 2 more letters?
Slide 16 - Diapositive
Brain teaser
Short
Slide 17 - Diapositive
Brain teaser
A man is looking at a photograph of someone. His friend asks who it is. The man replies, “Brothers and sisters, I have none. But that man’s father is my father’s son.” Who was in the photograph?
Slide 18 - Diapositive
Brain teaser
His son
Slide 19 - Diapositive
Brain teaser
A man was walking in the rain. He was in the middle of nowhere. He had nothing and nowhere to hide. He came home all wet, but not a single hair on his head was wet. Why is that?
Slide 20 - Diapositive
Brain teaser
He is bald
Slide 21 - Diapositive
Terugblik
- Je weet nu welke grammatica we dit hoofdstuk hebben behandeld