H7 Het parlement (checklist)

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is een fractie?
A
Een gedeelte van de Tweede Kamer
B
Een partij in de Tweede Kamer
C
Politici voor dezelfde partij in de 2e kamer.
D
De hele Tweede Kamer

Slide 2 - Quiz

WAAR
NIET WAAR
Een oppositiepartij zit niet in regering
Voor een meerderheid in de Tweede Kamer heb je 75 zetels nodig
Het parlement bestaat uit coalitiepartijen en oppositiepartijen
De regering bestaat alleen uit oppositiepartijen
In Nederland moeten partijen samenwerken voor een meerderheid
Een coalitiepartij zit wel in de regering

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is het Parlement?
A
De Eerste- en Tweede kamer samen
B
Het kabinet
C
De overheid
D
Alle ambtenaren in Nederland

Slide 4 - Quiz

WAAR
NIET WAAR
Met de Staten-Generaal wordt het parlement bedoeld
Met de Senaat wordt het kabinet bedoeld
Een deel van het parlement wordt indirect gekozen via de Provinciale Staten
De Eerste Kamer mag wetsvoorstellen wijzigen en indienen.
Het parlement bestaat uit 225 leden
De verkiezingen voor de Tweede Kamer en Provinciale Staten zijn gelijktijdig

Slide 5 - Question de remorquage

WAAR
NIET WAAR
Parlement is een ander woord voor volksvertegenwoordiging.
In Nederland bestaat het parlement uit de Staten-Generaal en het kabinet.
De ministers hebben zitting in de Tweede kamer.
De koning is het hoofd van de Nederlandse Regering.
Een van de taken van de Eerste en Tweede Kamer is het controleren van de regering.
De Staten-Generaal is de officiële naam voor het Nederlandse parlement.

Slide 6 - Question de remorquage

Het parlement heeft een..
A
wetgevende en controlerende taak
B
uitvoerende taak
C
uitvoerende en controlerende taak
D
wetgevende en uitvoerende taak

Slide 7 - Quiz

Het parlement is onze volksvertegenwoordiging. Hoe wordt het parlement gekozen?
A
Door de burgemeester.
B
Door de Koning.
C
Door de burgers.
D
Door de minister-president.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive