Mening argument conclusie

Welkom!
Log alvast in op LessonUp
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Log alvast in op LessonUp

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
1.  Herhaling: tekstverbanden en signaalwoorden
2. Starten met paragraaf 3: Mening, argument & conclusie
3. Opdrachten maken
4. Afsluiting

Lesdoel: 
Je kan meningen, argumenten en conclusies herkennen in een tekst.

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeld
Tegenstelling
Opsomming
Oorzaak-Gevolg
ten slotte
tegenover
neem nou
verder
om te beginnen
onder andere
daardoor
hoewel
denk aan
waardoor

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.
C
Iets wat iemand vindt. Je kan het ermee eens of oneens zijn.

Slide 4 - Quiz

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.

Slide 5 - Quiz

Wat is jouw mening over de boete voor WhatsAppen op de fiets? Onderbouw je
mening met een argument.
timer
1:00

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de mening en wat het argument?
Omdat er in thee minder cafeïne zit, kan je dat beter drinken dan koffie.

Slide 7 - Question ouverte

Welk signaalwoord kondigt een argument aan?
A
namelijk
B
omdat
C
dus
D
concluderend

Slide 8 - Quiz

Davey: 'Ik speel in het beste team!'
Dusan: 'Want wij hebben de beste verdedigers.'
A
Davey: mening Dusan: mening
B
Davey: argument Dusan: argument
C
Davey: mening Dusan: argument
D
Davey: argument Dusan: mening

Slide 9 - Quiz

Aan welk signaalwoord herkende je het vorige argument?

Slide 10 - Question ouverte

CONCLUSIE

- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.

- Korte herhaling van meningen en argumenten.

-Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent...



Voorbeeld van een conclusie:

Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.

Slide 11 - Diapositive

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het onderwerp
van de tekst?
Gebruik voor je antwoord
één woord.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de mening van Simon over het onderwerp?
Neem de zin over.

Slide 14 - Question ouverte

Aan welk signaalwoord herken je zijn mening?

Slide 15 - Question ouverte

Welk argument geeft hij voor zijn mening?

Slide 16 - Question ouverte

Wordt er in deze tekst een conclusie getrokken?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 18 - Diapositive

Wat is het onderwerp
van de tekst?
Gebruik twee woorden voor het antwoord.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is de mening van de brievenschrijver over het onderwerp?

Slide 20 - Question ouverte

Welke twee argumenten geeft hij voor zijn mening?

Slide 21 - Question ouverte

Aan welke twee signaalwoorden kun je de argumenten herkennen?

Slide 22 - Question ouverte

Opdrachten maken
WAT? 
Kader: opdracht 1 (blz. 18-19)
TL: opdracht 1 (blz. 19-20)
HOE? 
Leesopdrachten maak je alleen en in stilte. 
KLAAR? 
Lezen uit je leesboek. 

Slide 23 - Diapositive