Lezen 2F tekstverbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Tekstverbanden en signaalwoorden

Leerdoel: 

Dat je tekstverbanden kunt herkennen in teksten.

welke tekstdoelen ken je?

1. overtuigen, informeren, instrueren
2. informeren, uitleggen, overhalen
3. amuseren, instrueren, vragen
4. uitleggen, amuseren, gamen

Hoe is een goede tekst opgebouwd?

1. Titel, inleiding en kern
2. Inleiding, middenstuk en slot
3. Samenvatting, kern en slot
4. Titel, Inleiding en slot

Wat is waar?

1. In de inleiding geef jij je eerste argument
2. In de inleiding geef je de conclusie
3. In de inleiding geef je aan waar het over gaat
4. In de inleiding leg jij je standpunt uit

Wat staat er in het slot

1. conclusie
2. uitleg
3. onderwerp
4. deelonderwerp

Wat zijn deelonderwerpen?

1. alinea's
2. verschillende aspecten van het onderwerp
3. inleiding - middenstuk-slot
4. middenstuk

Lesdoel

Je herkent signaalwoorden en 

je ontdekt verbanden in een tekst

Wat weet je over tekstverbanden en signaalwoorden?

Wat wil je leren over tekstverbanden en signaalwoorden?

Tekstverbanden

Zinnen en alinea’s staan in een bepaalde volgorde in een tekst en deze hebben iets met elkaar te maken.

De schrijver gebruikt signaalwoorden om te laten zien wát de zinnen en de alinea’s met elkaar te maken hebben.

Een goed opgebouwde tekst heeft logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.

Vraag: waarom is het handig om tekstverbanden te herkennen?

Tekstverbanden

Tekstverbanden

Opsomming

Oorzaak-gevolg

Redengevend

Conclusie

Tegenstelling

Tijd (chronologisch)

Voorbeeld

Zie de verschillen!

Signaalwoorden

Want, geeft een reden aan. Je kunt hier ook ‘namelijk’ gebruiken.

Maar, geeft een tegenstelling aan, net als bijvoorbeeld ‘echter’.

Ook duidt op een opsomming, net als en.

Vast niet meer geeft een min of meer logisch gevolg aan.

Kortom, vat de tekst heel mooi samen. ‘Al met al’ was een mooi alternatief geweest.

opsomming

tegenstelling

reden/ argument

conclusie

kortom

ten eerste

omdat

want

dus

hoewel

vervolgens

echter

Ik heb ruim een uur gesport, toch ben ik niet moe.

Wat is het signaalwoord in deze zin?

1. Ruim
2. Niet
3. Ik
4. Toch

Tekstverbanden: Oorzaak of reden

Een oorzaak heeft een gevolg, je hebt daar geen invloed op. Dit geldt alleen voor dingen, niet voor mensen.

Een reden gebruik je alleen bij mensen, als ze iets te kiezen hebben.

Tekstverbanden: Aanleiding of doel-middel

Een aanleiding is een gebeurtenis, dat wat iets in beweging zet.

Als je iets wilt bereiken (doel) en je gebruikt daar iets anders voor (middel) dan is dat doel-middel.

Kies het juiste tekstverband: 

doel-middel 

reden

oorzaak

aanleiding

Vanwege het lawinegevaar konden we niet gaan skiën. Hier is sprake van een .....

De spoorbomen zijn gesloten dus we kunnen niet oversteken. Hier is sprake van een....

Aangezien ik Anna niet zo aardig vind, heb ik weinig zin om naar dat feestje te gaan. Hier is sprake van een.....

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels. Hier is sprake van ....

Theorie!

Nu Nederlands online/ Formuleren 

2.2 Signaalwoorden 

 Lezen 

2.3 Signaalwoorden

Check

Je kunt signaalwoorden herkennen

Je kunt het tekstverband benoemen

Succes!

Extra oefenen

https://maken.wikiwijs.nl/76964/Tekstverbanden_en_signaalwoorden#!page-1952497

https://maken.wikiwijs.nl/143937/Tekstverbanden_en_signaalwoorden_Extra_Nederlands

https://maken.wikiwijs.nl/119488/Signaalwoorden_en_tekstverband

https://maken.wikiwijs.nl/157547/Tekstverbanden_en_signaalwoorden_bij_Leesvaardigheid

Signaalwoorden: Eerst, daarna, vervolgens horen bij:

1. Opsomming
2. Tegenstelling
3. Tijd (chronologisch)

signaalwoorden voor een tegenstelling:

1. zoals
2. allereerst
3. maar
4. daarentegen

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde

1. eerst, daarna, nadat
2. toen, maar, omdat

Tekstverbanden en signaalwoorden horen bij elkaar.

1. Ja
2. Nee
3. Soms

De schrijver gebruikt bij het beschrijven van stappen de signaalwoorden eerst, vervolgens, daarna en tenslotte.
Met deze signaalwoorden wordt .. ...... beschreven.

1. Tegenstelling
2. Opsomming

Maar, toch, hoewel, daarentegen: deze signaalwoorden geven het volgende verband aan:

1. Reden(gevend)
2. Opsomming
3. dit zijn geen signaalwoorden
4. Tegenstelling

Bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere...
Signaalwoorden horen bij:

1. Tijd (chronologisch)
2. Voorbeeld
3. Opsomming

Als je een tekst leest, kijk je dan ook naar de tekstverbanden?

1. Ja
2. Nee
3. Moet ik misschien is gaan doen..
4. Soms