H3D - les 12 - Fictie en poëzie

Welkom! 
  • Ga alvast naar LessonUp! De les
     staat voor je klaar. 

  • Zorg ervoor dat je de scan van H1
     Fictie en poëzie open hebt staan.

Let op! We lopen één les achter op de planner.


1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom! 
  • Ga alvast naar LessonUp! De les
     staat voor je klaar. 

  • Zorg ervoor dat je de scan van H1
     Fictie en poëzie open hebt staan.

Let op! We lopen één les achter op de planner.


Slide 1 - Diapositive



  • lesdoelen
  • bespreken opdr. 1 scan H1
  • uitleg theorie 2.3 Proza, poëzie
     en toneel 
    en 2.4 Beeldspraak
  • maken opdrachten
  • noteren huiswerk
  • checken lesdoelen
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Aan het einde van deze les kun je drie voorbeelden geven van fictie.
  • Aan het einde van deze les kun je vier vormen van beeldspraak
     noemen en bij iedere vorm een voorbeeld geven.

Slide 3 - Diapositive

2.3 Wat is fictie?
- Proza:      romans, novelles en verhalen
- Poëzie:    gedichten en liedjes
- Toneel:    gespeelde tekst, tragedie of komedie, in theater of
                   schouwburg

Slide 4 - Diapositive


Vragen bij 2.3 (opdracht 5)
1. Wat is het verschil tussen proza en poëzie? 
2. Noem vier verschillen tussen een roman en een novelle.

Slide 5 - Question ouverte

2.4 Beeldspraak
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik: bij beeldspraak gebruik je een beeld om duidelijk te maken wat je bedoelt.
  • vergelijking:      overeenkomst tussen twee zaken, object en beeld
                                  worden genoemd
  • metafoor:           overeenkomst tussen twee zaken, alleen beeld
                                  wordt genoemd
  • personificatie:   iets levenloos stel je voor als een persoon
  • metonymia:        er is een bijzonder verband tussen object en beeld,
                                   je noemt iets wat te maken heeft met het bedoelde

Slide 6 - Diapositive

En nu voorbeelden
  • vergelijking:             Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!
  • metafoor:                  Wát een zwijnenstal!
  • personificatie:          De zon streelde onze wangen.
  • metonymia:              Het Stanislascollege won het debattoernooi.
                                         Oranje verloor met 4-1. 
                                         Wij hebben een Herman Brood boven de bank.
                                         Lust jij nog een glas?


Slide 7 - Diapositive


Maak opdracht 6 t/m 8 van scan H1 en upload een foto (of meerdere foto's) van je antwoorden hier.

Slide 8 - Question ouverte

Voor woensdag 13 januari
Afmaken les 12 - Fictie en poëzie.

Slide 9 - Diapositive

Even terug naar de lesdoelen:
  • Welke voorbeelden van fictie kun je noemen?
  • Welke vier vormen van beeldspraak ken je? Heb je er ook
     voorbeelden bij?

Slide 10 - Diapositive