Ordening bs 1 t/m 4

 Thema  3 Ordening 
 Bs 1  t/m 4
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

 Thema  3 Ordening 
 Bs 1  t/m 4

Slide 1 - Diapositive

Beste leerlingen uit klas 1

In deze lessonup worden bs 1  t/m 4 herhaald en gecheckt.
Je krijgt steeds wat informatie, met daarna enkele vragen.

Ook zitten er wat witte slides tussen, gewoon doorklikken dan.
Op de vragen zit een tijdslot  ( 20 sec)waarbinnen je de vraag moet beantwoorden.

Succes!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Ordenen in de biologie
In de biologie doen we ook aan ordenen. 

We doen dit niet alleen met dieren maar ook met bacterien, schimmels en planten

Slide 4 - Diapositive

domeinen
De eerste grote groep die bij het indelen onstaat zijn domeinen:

Eukaryoten en prokaryoten.

Slide 5 - Diapositive

prokaryoten
Bacteriën en archaea zijn eencellig en hebben geen celkern
Ze planten zich voort door te delen

Slide 6 - Diapositive

Eukaryoten worden verdeeld in 5 rijken.

Slide 7 - Diapositive

indelen

We kunnen naast domeinen en rijk en organismes nog veel verder indelen. 
We gaan later per rijk bekijken hoe we het verder in kunnen delen.

Slide 8 - Diapositive


Wanneer behoort een organisme tot dezelfde soort?
A
als het een populatie is
B
als het zich kan voortplanten
C
als het samen leeft
D
als het zich kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgt

Slide 9 - Quiz

Welke van de hieronder genoemde groepen bevat organismen die onderling het meest verwant zijn?
A
geslacht
B
orde
C
klasse
D
soort

Slide 10 - Quiz

Welke groep heeft geen celwand?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Prokaryoten hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Slide 12 - Quiz

Welke groep leeft vaak onder extreme omstandigheden?
A
bacteriën
B
archaea

Slide 13 - Quiz

Je kijkt door een microscoop en ziet een cel met een celmembraan. Welke conclusie kun je nu trekken
A
Dit is een cel van een plant of dier
B
Dit is een cel van een schimmel of bacterie
C
Dit is een cel van een plant of schimmel of dier
D
Dit kan een cel van elk organisme zijn

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Het rijk van de dieren
Bij de indeling van het dierenrijk in afdelingen spelen twee kenmerken een belangrijke rol. 

We kijken hierbij naar
- het skelet
- symmetrie

Slide 16 - Diapositive

Skelet
Dieren hebben
- geen skelet
- een uitwendig skelet
- een inwendig skelet

Slide 17 - Diapositive

Symmetrie
Dieren zijn
- niet symmetrisch
- tweezijdig symmetrisch
- veelzijdig symmetrisch

Slide 18 - Diapositive

Symmetrie

Slide 19 - Diapositive

sponzen
niet symmetrisch

inwendig skelet ( stevige hoornvezels tussen de cellen)

leven op de bodem van de zee

Slide 20 - Diapositive

neteldieren
veelzijdig symetrisch

meestal geen skelet

leven in het water. vangen hun prooi met tentakels (vangarmen).
denk aan kwallen en zeeanemoonen

Slide 21 - Diapositive

geleedpotigen
tweezijdig symetrisch.

uitwendig skelet (pantser).

denk aan insecten, kreeftachtige, spinnen en duizendpoten

Slide 22 - Diapositive

weekdieren
tweezijdig symetrisch

skelet uitwendig (denk aan het huisje).

denk aan mosselen, slakken, inktvissen en naaktslakken.

Slide 23 - Diapositive

stekelhuidigen
veelzijdig symetrisch

inwendig skelet van kalk

leven op de bodem van de zee en hun huid zijn bedekt met stekels of knobbels.

Slide 24 - Diapositive

Tot welke stam in het dierenrijk behoort de zeekomkommer.
A
Weekdieren
B
Neteldieren
C
Stekelhuidigen
D
Wormen

Slide 25 - Quiz

Een spin is veelzijdig symmetrisch?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Iedere slak heeft een uitwendig skelet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Deze eencellige is...
A
Veelzijdig symmetrisch
B
Enkelvoudig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 28 - Quiz

Een kwal heeft geen skelet, is veelzijdig symmetrisch en leeft in het water. Bij welke stam van de dieren hoort een kwal?
A
Sponzen
B
Neteldieren
C
Stekelhuidigen
D
Wormen

Slide 29 - Quiz

Tot welke klasse hoort het organisme dat hiernaast staat weergegeven?
A
Holtedieren
B
Sponzen
C
Geleedpotigen
D
Gewervelden

Slide 30 - Quiz

Slakken en mossels hebben een uitwendig skelet in de vorm van een huisje of schelp. Ze zijn tweezijdig symmetrisch.

Tot welke klasse horen deze organismen?
A
Wormen
B
Weekdieren
C
Sponzen
D
Geleedpotigen

Slide 31 - Quiz

Welk van deze dieren heeft een uitwendig skelet?
7
A
zeester
B
slak
C
vleermuis
D
Alle drie

Slide 32 - Quiz

Het dier hiernaast hoort in de afdeling van de ...
1
A
amfibieën
B
weekdieren
C
reptielen
D
gewervelden

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Als we naar het  domein eukaryoten en naar het rijk planten, zien we dat we deze weer in 3 stammen kunnen verdelen.

Slide 35 - Diapositive

overzicht

Slide 36 - Diapositive

wieren/algen
groeien in het water.
 hebben geen wortels, geen stengels, geen bladeren en geen bloemen.

ze kunnen eencellig zijn of veelcellig.
eencellig: boomalg
veelcellig:kranswier en blaaswier

Slide 37 - Diapositive

sporenplanten
hebben wortels, stengels en bladeren maar geen bloemen.

planten zich voort door middel van sporen. 

we verdelen sporenplanten weer verder in mossen, varens en paardenstaarten.

Slide 38 - Diapositive

zaadplanten
zaadplanten hebben wortels, stengels, bladeren en bloemen.

voortplanting vind plaats met zaden.

Slide 39 - Diapositive

Deze groep planten hebben geen stengel, blad, bloem of wortel.
A
Mos
B
Wier
C
Zaadplanten
D
Naaktzadigen

Slide 40 - Quiz

Hier zien we een...
A
Bedektzadige
B
Naaktzadige
C
Sporenplant
D
Alg of wier.

Slide 41 - Quiz

Een dennenappel is een voorbeeld van een...
A
Naaktzadige
B
Bedektzadige
C
Algen of wieren
D
Sporenplanten

Slide 42 - Quiz

Bij welke stam van de planten liggen er sporenhoopjes aan de onderkant van bladeren?
A
Mossen
B
Paardenstaarten
C
Varens
D
Zaadplanten

Slide 43 - Quiz

Hiernaast zie je een appelboom. Tot welke klasse van de planten behoort deze?
A
Naaktzadigen
B
Bedektzadigen

Slide 44 - Quiz

Welke celkenmerken
komen voor bij de cellen van een plant?
A
Celwand en bladgroenkorrels
B
Celwand, celkern en bladgroenkorrels
C
Celkern en bladgroenkorrels
D
Celwand en celkern

Slide 45 - Quiz

Hoe planten boomalgen zich voort?
A
Door deling.
B
Door eieren
C
Door sporen
D
Door zaden

Slide 46 - Quiz