Herhaling werkwoordspelling (klas 2a)

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

werkwoordspelling
Werkwoordspelling 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even herhalen
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt)  

ik loop
ik word
ik bereid
ik rijd
hij loopt
hij wordt
hij bereidt
hij rijdt
wij lopen
wij worden
wij bereiden
wij rijden

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

fietsen (tt)
Ik ................................... naar school.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

bereiden (tt)
De kok ................................. een voorgerecht.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Verleden tijd, even herhalen
In de werkwoordspelling kun je te maken hebben met 
sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
Schrijf je zoals je ze hoort.
ik vorm +
-te/ -ten
-de/ -den

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een
sterk werkwoord?

Slide 7 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

De kat ................... de muis gisteren.
doden (vt)

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn oma ........................... een taart.
bakken (vt)

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De kok ......................... een heerlijke soep.
bereiden (vt)

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De hele klas ............................ een brief.
schrijven (vt)

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn moeder ..................... de vaas om.
stoten (vt)

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

voltooid deelwoord

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn ouders hebben de hele avond ........
dansen (vd)

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij hebben ons huiswerk ...................... .
maken (vd)

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het voltooid deelwoord 
bijvoeglijk gebruikt

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


VERBREDEN
De ..... weg.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het ....... huis was niet meer te renoveren (afbranden).

Slide 18 - Question ouverte

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)
Het ....... kasteel werd door het leger ontruimd (bezetten).

Slide 19 - Question ouverte

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)
Nu alles door elkaar

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kevin POETST zijn tanden extra goed.
Het woord in hoofdletters in een...
A
persoonsvorm tt
B
persoonsvorm vt
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk gebruikt vd

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze vakantie zijn we THUISGEBLEVEN.
Het woord in hoofdletters in een...
A
persoonsvorm tt
B
persoonsvorm vt
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk gebruikt vd

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik KAN je niet bellen vandaag.
Het woord in hoofdletters in een...
A
persoonsvorm tt
B
persoonsvorm vt
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk gebruikt vd

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het DANSENDE meisje was verliefd.
Het woord in hoofdletters in een...
A
persoonsvorm tt
B
persoonsvorm vt
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk gebruikt vd

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn oma BAKTE altijd pannenkoeken.
Het woord in hoofdletters in een...
A
persoonsvorm tt
B
persoonsvorm vt
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk gebruikt vd

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
Anne heeft jarenlang ...
A
gecarpoolt
B
gecarpoold
C
gecarpoolet
D
gecarpooled

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
Jan heeft op het schoolfeest ...
A
gerapt
B
gerapd
C
gerappt
D
gerapped

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
Tom heeft alle muziek ...
A
gestreamt
B
gestreamd
C
gestreamet
D
gestreamed

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
Hij ... snel de antwoorden.
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
De dokter ... de patiënt aan zijn hand.
A
behandelt
B
behandeld
C
behandeldt

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
De ... aardappelen heb ik weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrande
C
aangebrandde
D
aangebrandden

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
Mijn klasgenoot hielp mij met mijn ... fiets.
A
verbranden
B
verbrande
C
verbrandde
D
verbrandden

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
De ... wielrenner wordt nu verslaggever.
A
gestopte
B
gestoptte
C
gestopten
D
gestoptten

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
De ... cadeaus worden morgen verstuurd.
A
verlote
B
verloote
C
verlootte
D
verloten

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk antwoord is goed?
De ... jongen had veel pijn aan zijn knie.
A
gevale
B
gevalle
C
gevallen
D
gevalen

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions