TaXiKoFSCHiP

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Zwak of sterk werkwoord?

Zwak = een werkwoord wat niet anders klinkt in de verleden tijd. 

Ik fiets - ik fietste

Sterk = een werkwoord wat wel anders klinkt in de verleden tijd.

Ik doe - ik deed

Zoveel mogelijk sterke
werkwoorden!

Zoveel mogelijk zwakke
werkwoorden!

Sterk of zwak:
spelen

Sterk of zwak:
lachen

Sterk of zwak:
lezen

Sterk of zwak:
huilen

Zwak werkwoord in de verleden tijd

Stam + te (n)        of        Stam + de (n)

Twijfel? Gebruik dan
TaXiKoFSCHiP

Vandaag straf ik mijn broertje.

Gisteren straf..... ik mijn broertje

Vandaag vrees ik dat het gaat sneeuwen.

Gisteren vrees...... ik dat het gaan sneeuwen.

Ik bewaar al mijn werkstukken.

Vroeger bewaar..... ik al mijn werkstukken.