Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Zijn de blaadjes organen van planten?
A
ja
B
nee
Slide 1 - Quiz
Planten hebben ook organen. In welk antwoord staan juiste planten-organen?
A
Wortels, stengels, celkern, vacuole.
B
Stengels, bladeren, wortels, bloemen.
C
Celmembraan, celwand, bladgroenkorrels.
D
Spierstelsel, zenuw- stelsel, bloemen.
Slide 2 - Quiz
Bloemen zijn organen van planten die nodig zijn voor...
A
De ademhaling van planten
B
De voortplanting van planten
C
De groei van planten
D
Het mooi zijn!
Slide 3 - Quiz
R1
Bloem
Blad
Wortel
Stengel
Slide 4 - Question de remorquage
Combineer de woorden met de afbeeldingen.
Welke functies vervullen de wortels?
R1
Reservevoedsel opslaan
De plant stevig in de grond zetten
Water en mineralen opnemen
Slide 5 - Question de remorquage
R1
Door de stam gaat het water omhoog en de vodeingstoffen omlaag
Wortels halen water uit de grond
De plant ademt bij de blaadjes koolstofdioxide in en neemt zonlicht op.
Slide 6 - Question de remorquage
R2
Voortplanting
Bloem
Stengel
Wortel
Water opnemen
voedsel maken
Blad
water vervoeren
Slide 7 - Question de remorquage
Planten hebben ook organen.
Sleep de organen naar de juiste functie.
R2
Transport van stoffen.
Voedsel maken (fotosynthese).
Water en voedingsstoffen uit de grond opnemen.
Stengels
Wortels
Bladeren
Slide 8 - Question de remorquage
Even oefenen! Welke functie hoort bij welk orgaan?
R2
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en vastzetten in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.
Slide 9 - Question de remorquage
R3
Eindknop
Zijknop
Ringlitteken
Bladlitteken
Slide 10 - Question de remorquage
1
2
3
4
R3
Eindknop
Okselknop
Knoop
Lid
Slide 11 - Question de remorquage
R3
wortelharen
hoofdwortel
zijwortel
Slide 12 - Question de remorquage
Vaatbundels lopen door de stengel
R4
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Wat vervoert een vaatbundel in een plant?
R4
A
Alleen water
B
Alleen voedingstoffen
C
Voedingstoffen en water
D
Suikers
Slide 14 - Quiz
Waar in de plant komen vaatbundels voor?
R4
A
Alleen in de stengels
B
Alleen in de wortels en in de stengels
C
Alleen in de stengels en in de bladeren
D
In de wortels, in de stengels en in de bladeren en bloemen
Slide 15 - Quiz
Een vaatbundel is een ... in een plant
R4
A
Een groepje vaten.
B
2 vaten bij elkaar.
C
Allemaal verschillende kleuren vaten.
D
ik weet het niet...
Slide 16 - Quiz
De grootste vaatbundel in een blad is de:
R4
A
zijnerf
B
bladmoes
C
bladschijf
D
hoofdnerf
Slide 17 - Quiz
R12
Groei
Ontwikkeling
Slide 18 - Question de remorquage
Even oefenen!
R12
.
Een bruine boon is een zaad.
.
Het zaadje neemt water op via het poortje. Het zaadje zwelt op en de zaadhuid breekt open.
.
Het worteltje komt naar buiten.
.
Het worteltje groeit de bodem in en de zaadlobben komen boven de grond
.
Het kiemplantje groeit en gebruikt hierbij voedingsstoffen uit de zaadlobben.
.
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren. De zaadlobben verdwijnen.
.
Er is een volwassen plant ontstaan.
.
Aan de bonenplant ontstaan bloemen. UIt de bloemen ontstaan peulvruchten met zaden.
.
De zaden zijn de bonen in de peul.
Slide 19 - Question de remorquage
Je ziet een plantje met zaadlobben. In welk stadium van de levenscyclus is deze plant?
R12
A
Ontkieming
B
Kiemplant
C
Volwassen plant
D
Dat kun je niet weten
Slide 20 - Quiz
De goede volgorde van de levenscyclus van een plant is:
R12
A
Zaad-kiemplant-volwassen plant-bloem-vrucht-zaad
B
Kiemplant-zaad-volwassen plant-bloem vrucht-zaad
C
Zaad-bloem-vrucht-kiemplant-volwassen plant-zaad
D
Kiemplant-zaad-bloem-vrucht-volwassen plant-zaad
Slide 21 - Quiz
mannelijk
vrouwelijk
niet mannelijk of vrouwelijk
T2
Bloemkelk
Bloemkroon
eicel
helmdraad
helmknop
kelkbladeren
kroonbladeren
meeldraad
stamper
stempel
stijl
stuifmeelkorrel
vruchtbeginsel
zaadbeginsel
Slide 22 - Question de remorquage
Sleep de namen van de organen van de bloem naar de juiste plaats.
T2
stempel
vruchtbeginsel
stijl
kelkblad
helmknop
helmdraad
bloemsteel
kroonblad
Slide 23 - Question de remorquage
De buitenste ring van deze boom is licht. Wanneer zal hij gekapt zijn?
I1
A
Voorjaar
B
Zomer
C
Najaar
D
Dat kan je niet weten
Slide 24 - Quiz
In een boom is één jaarring veel breder dan de andere jaarringen. Wat kan daarvan de oorzaak zijn?
I1
A
Dat kan komen, doordat de boom in dat jaar te lijden had van een rupsenplaag.
B
Dat kan komen, doordat de winter van dat jaar erg koud was.
C
Dat kan komen, doordat de zomer dat jaar erg droog was.
D
Dat kan komen, doordat het voorjaar van dat jaar heel vochtig en warm was.
Slide 25 - Quiz
Aan de ....... zie je hoe oud een boom is.
I1
A
bladeren
B
takken
C
boom ringen
D
jaarringen
Slide 26 - Quiz
Waar slaat de plant de reserve stoffen op? Sleep de groene vinkjes naar de juiste onderdelen
R5
blad
vrucht
bloem
stengel
wortel
Slide 27 - Question de remorquage
Planten hebben reservestoffen in hun wortels.
Wat is de functie van de reservestoffen in de wortels?
R5
A
Opnemen van water uit de grond
B
Snel groeien van de bladeren in het voorjaar
C
voeding voor de planten in de buurt
D
suikers maken
Slide 28 - Quiz
Bestuiving is de overdracht van
van de
van de
Naar de
van de
R15
1
2
3
4
5
Stamper
Stempel
Stuifmeel
Helmknop
Meeldraad
Slide 29 - Question de remorquage
Een plant heeft _____ bloem. In deze bloem zitten 2 stampers. Deze bloem heeft daarom ___ vruchtbeginsels. In ieder vruchtbeginsel zitten 5 zaadbeginsels. De hele plant kan maximaal ___ zaden maken. Er komen door bestuiving 7 stuifmeelkorrels op de plant. Er komen ___ zaden
T1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Slide 30 - Question de remorquage
Vindt in gras fotosynthese plaats?
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrel plaatsvinden.
De bladgroenkorrel zit in het blad van een plant.
Gras is een plant (hij is groen). Dus vindt er fotosynthese plaats
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
T3
Zet de bevruchting in goede volgorde
De eicellen worden bevrucht
De zaden worden verspreid.
Het vruchtebeginsel groeit uit tot vrucht.
Het zaad ontkiemt.
Stuifmeel komt op de stamper.
1
2
3
4
5
Slide 32 - Question de remorquage
Hoe worden de zaadjes in de afbeeldingen verspreid? Sleep ze naar het juiste vakje.
T4
Door dieren
Door Wind
Door poep
Door de plant zelf
Slide 33 - Question de remorquage
Vruchten kunnen worden verspreid door dieren of door de wind. Welke eigenschap hoort bij dierverspreiding?
A
Vrucht is licht
B
Vrucht is groen
C
Vrucht is eetbaar
D
Vrucht heeft een soort parapluutjes
Slide 34 - Quiz
Vruchten kunnen worden verspreid door dieren of door de wind. Welke eigenschap hoort bij windverspreiding?