Bijscholing thuiszorg 2022

Welkom
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingBeroepsopleiding

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welke vene is bij mensen met wegrollende venen vaak het gemakkelijkst aan te prikken?
A
Vene in de handrug
B
Vene in de onderarm
C
Vene in de voet
D
Vene in het onderbeen

Slide 3 - Quiz

Welke handelingen kun je doen om de vene toch zichtbaar en/of voelbaar te laten worden?

Slide 4 - Question ouverte

Het gevolg van een venapunctie in een arm met een lopend infuus kan zijn…
A
Hemolyse
B
Verdunning

Slide 5 - Quiz

Door een naald met een kleine diameter te gebruiken is de kans op hemolyse veel kleiner dan een naald bij een grote diameter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Hemolyse leidt doorgaans tot een lage kalium waarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij het afnemen van het bloed dient een bepaalde volgorde aangehouden te worden. Op de hoeveelste plaats worden bloedkweken afgenomen

A
Eerste plek
B
Tweede plek
C
Derde plek
D
Vierde plek

Slide 8 - Quiz

Als een vene slecht zichtbaar is, is het raadzaam om de punctieplaats op te warmen. Dit veroorzaakt namelijk
A
Vasoconstrictie in de vene
B
Vasodilatatie in de vene

Slide 9 - Quiz

We zijn er bijna!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat zijn lokale contra-indicaties voor een infuus?

Slide 12 - Carte mentale

Lokale contra-indicaties

Huidinfectie

Flebitis

Dermatologische afwijkingen

Locale atrioveneuze shunt

Status na okselkliertoilet 

Oedeem

Verlamd lichaamsdeel / dystrofie


Slide 13 - Diapositive

Een naald met de maat 20G is dunner dan de naald maat 14G
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 14 - Quiz

Noem 4 symptomen van een flebitis

Slide 15 - Question ouverte

Symptomen flebitis
  • Rubor (rode huid)
  • Verhoogde temperatuur
  • Pijn
  • Zwelling
  • Pus
  • Verharding van de vene

Slide 16 - Diapositive

Flebitis kan ontstaan door ...
A
Mechanisch (beweging)
B
Chemisch (infuusvloeistof)
C
Microbiologisch (onhygiënisch werken)
D
Alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 17 - Quiz

Goed gedaan

Slide 18 - Diapositive

Flebitis is een ontsteking van de diepe venen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Een PICC is bedoeld voor de .....
A
Korte termijn
B
Middellange tot lange termijn

Slide 20 - Quiz

De meeste trombose bij centraal veneuze lijnen verlopen asymptomatisch.
Naar schatting geeft 1 op de ..... trombosegevallen klinische verschijnselen.
A
25-50
B
50-75
C
75-100

Slide 21 - Quiz

Trombose
Centraal veneuze lijnen kunnen trombosevorming teweeg brengen. Meestal verloopt trombose zonder klinische verschijnselen. Naar schatting geeft slechts 1 op de 25-50 trombosegevallen klinische symptomen.

Maatregelen:
  • Overleg met arts
  • Verwissel het katheter
  • Overweeg trombolyse

Slide 22 - Diapositive

Wanneer er sprake is van een anafylactische shock dan is het toedienen van ..... noodzakelijk.
A
Adrenaline
B
Atropine
C
Amiodarone

Slide 23 - Quiz

De bevinding "roodheid van de insteekopening" bij een venflon past bij .....
A
Tromboflebitis
B
Extravasale infusie
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 24 - Quiz

De capaciteit van de dunne darm van de patiënt heeft ..... invloed op de samenstelling van de totale parenterale voeding.
A
Wel
B
Geen

Slide 25 - Quiz

 De samenstelling wordt mede bepaald door:

  • het ziektebeeld van de patiënt;
  • hoeveelheid voedsel die moet worden toegediend;
  • capaciteit van de dunne darm;
  • aantal toedieningsmomenten per week.

Totale parenterale voeding wordt ingezet wanneer een patiënt niet voldoende voedingsstoffen kan opnemen via de wand van de dunne darm (resorptie). Dit kan meerdere oorzaken hebben, denk bijvoorbeeld aan:
Short-Bowel Syndroom; door het tekort aan darmlengte vindt er te weinig resorptie plaats
Ziekte van Crohn
Darmverkleving

 De samenstelling wordt mede bepaald door:
  • het ziektebeeld van de patiënt;
  • hoeveelheid voedsel die moet worden toegediend;
  • capaciteit van de dunne darm;
  • aantal toedieningsmomenten per week.

Totale parenterale voeding wordt ingezet wanneer een patiënt niet voldoende voedingsstoffen kan opnemen via de wand van de dunne darm (resorptie). Dit kan meerdere oorzaken hebben, denk bijvoorbeeld aan:
  • Short-Bowel Syndroom; door het tekort aan darmlengte vindt er te weinig resorptie plaats
  • Ziekte van Crohn
  • Darmverkleving

Slide 26 - Diapositive

Additieven zoals vitaminen, elektrolyten en mineralen mogen ..... worden toegediend met totale parenterale voeding.
A
Wel
B
Niet

Slide 27 - Quiz

TPV
Let erop dat niet zomaar medicatie kan worden toegediend met de totale parenterale voeding; medicatie mag niet worden opgelost in de totale parenterale voeding met uitzondering van insuline of additieven zoals vitaminen, elektrolyten en mineralen. 
Wanneer ook medicatie via de centraal veneuze katheter, een Port-a Cath of een PICCatheter wordt toegediend, is het handig om twee lumen te gebruiken. Eén voor de totale parenterale voeding en één voor de medicatie of vocht. Het wordt aangeraden de lumen te labelen.

Slide 28 - Diapositive

Passieve drainage
Actieve drainage
op hevel
Vacuüm
op geleide van de zwaartekracht
Met zuigkracht

Slide 29 - Question de remorquage

Slide 30 - Diapositive

Welk van de volgende wondbeschrijvingen past het beste bij deze wond?
A
T: vitaal weefsel, I: geïnfecteerde wond, M: nat wondbed, E: rafelige wondranden
B
T: vitaal weefsel, I: niet geïnfecteerde wond, M: droog wondbed, E: intacte wondranden
C
T: necrotisch weefsel, I: geïnfecteerde wond, M: droog wondbed, E: intacte wondranden

Slide 31 - Quiz

Welk van de volgende wondbeschrijvingen past het beste bij deze wond?
A
T: vitaal weefsel, I: geïnfecteerde wond, M: nat wondbed, E: intacte wondranden
B
T: necrotisch weefsel, I: niet geïnfecteerd, M: droog wondbed, E: rafelige wondranden
C
T: vitaal weefsel, I: niet geïnfecteerd, M: vochtig wondbed, E: rafelige wondranden

Slide 32 - Quiz

Meneer Adnan heeft een ascitesdrain.
Je beoordeelt het afgelopen ascitesvocht.
Welke beweringen over het aspect van afgelopen ascitesvocht zijn juist?
A
Geel ascitesvocht wijst op bijmenging van bilirubine
B
Troebel ascitesvocht wijst op een hoog eiwitgehalte.
C
Rood ascitesvocht wijst op verhoogde leukocyten.
D
Ascitesvocht is meestal helder en kleurloos.

Slide 33 - Quiz

Via een epiduraal katheter wordt medicatie ingebracht.
Waar heeft de medicatie die via een epiduraal katheter wordt ingebracht vooral effect op?
A
Op de zenuwen die het ruggenmerg ingaan
B
Op zenuwbanen die afdalen in het ruggenmerg
C
Op zenuwwortels die het ruggenmerg verlaten
D
Op zenuwbanen die opstijgen in het ruggenmerg

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten bij de dagelijkse zorg voor een epiduraal katheter?

Slide 36 - Question ouverte

Aandachtspunten Epiduraal

• Inventariseer pijnklachten.
• Controleer het sensorisch en het motorisch blok.
• Controleer op allergische reacties op afplakmateriaal en/of anestheticum: inspecteer tweemaal daags tijdens de wasbeurt de insteekopening op tekenen van infectie (roodheid, zwelling, pus) en lekkage.
• Laat het afplakfolie zo lang mogelijk zitten, plak zo nodig alleen bij.
• Controleer de epidurale lijn op positie en mogelijke obstructie.
• Controleer de connectiepunten (spuit, lijn, filter, katheter).

Slide 37 - Diapositive

Wat is doorgaans het beleid rondom pijnmedicatie bij een patiënt met postspinale hoofdpijn?
A
Alleen diclofenac (of een andere NSAID)
B
Alleen paracetamol
C
NSAID en/of zwakwerkend opioid
D
Paracetamol / coffeine en/of diclofenac

Slide 38 - Quiz

Postspinale hoofdpijn en oorsuizen kunnen ontstaan bij perforatie van de dura mater. Door de perforatie kan liquorlekkage optreden.
Het symptoom is houdingsafhankelijke hoofdpijn:
  • die ongeveer twaalf uur na de procedure begint
  • die verergert bij zitten/staan
  • die vermindert tijdens platliggen

Waarschuw altijd een arts. Laat de patiënt platliggen. Geef tegen de hoofdpijn in overleg met de arts paracetamol/coffeïne en/of diclofenac. Geef extra vocht (3 liter/24 uur) in overleg met de arts om de liquorproductie te stimuleren of laat de patiënt voldoende drinken, ook koffie en cola. De klachten verdwijnen meestal vanzelf in drie tot vijf dagen. Als de hoofdpijn blijft aanhouden, kan de patiënt een bloodpatch krijgen.

Slide 39 - Diapositive

En ter afsluiting voor de bonus

Slide 40 - Diapositive

In een spuitenpomp is een ampul van 5 ml met hierin 100 mg medicatie toegevoegd aan 45 ml NaCl 0,9%. De pomp staat ingesteld op 3,5 ml/uur.
Hoeveel mg medicatie heeft patiënt dan na 4 uur gehad?

A
14 mg
B
28 mg
C
30 mg
D
33 mg

Slide 41 - Quiz

Stap 1 Voorraad 100 mg in 50 ml

Stap 2 Bereken het aantal ml:  3,5 ml / uur
Na 4 uur = 4 x 3,5 = 14 ml

Stap 3 Bereken aantal mg
Voorschrift: 14 ml
Aanwezig: 100 mg in 50 ml

voorschrift : aanwezig x mg (aanwezig) ->
14 : 50 x 100 = 28 mg






Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive