20.1 Veredelen 6V 2324

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
20.1 Veredelen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
20.1 Veredelen

Slide 1 - Diapositive

Doel 20.1
Je leert een aantal aspecten van het veredelingsproces

Slide 2 - Diapositive

Paragraaf 20.1
Toepassing van stof van H19 (DNA) en H20 (Planten)

Lees zelf de paragraaf door en bestudeer de bijbehorende BINAS tabellen.

Vooral aandacht voor paragraaf Planten uit het lab en Oude en nieuwe rozensoorten

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Ongeslachtelijke voortplanting
Bij ongeslachtelijke voortplanting verandert het genotype niet.
Voordeel: gunstig genotype, bijv. goede aardappelsoort kan kwaliteit hetzelfde blijven.
Nadeel: bij het uitbreken van een ziekte zijn alle individuen gevoelig voor die ziekte.

Slide 5 - Diapositive

Klassieke veredeling
Klassieke veredeling: planten met gunstige eigenschappen worden met elkaar gekruist en de eigenschappen van de nakomelingen worden bekeken – hopelijk beter dan de ouderplanten.

Slide 6 - Diapositive

Veredeling bij wilde kool
Veredeling bij appels

Slide 7 - Diapositive

Veredeling
Genetische modificatie

Slide 8 - Diapositive

Moderne veredeling (1)
Met behulp van colchicine – verdubbeling DNA.
Vorming van trekdraden wordt verhinderd tijdens de mitose (non-disjunctie). Een cel met de dubbele hoeveelheid DNA ontstaat (tetraploïde cel). Die cel opkweken tot een plant.
Effect wisselt per soort


Slide 9 - Diapositive

Moderne veredeling
Genetische modificatie
Cisgene planten – extra allelen van dezelfde soort
Transgene planten – allelen van een andere soort
Met behulp van agrobacteriën



Slide 10 - Diapositive

Recombinant-DNA-technieken 

Slide 11 - Diapositive

recombinant DNA techniek

Slide 12 - Diapositive

Recombinant DNA techniek
Cisgenese (zelfde soort)
Transgenese

GGO/GMO (Genetisch
gemodificeerd
organisme)

Slide 13 - Diapositive

Agrobacteriën voor genetische modificatie

Slide 14 - Diapositive

Agrobacterie
Bij normale infectie door agro bacterie wordt een plasmide door de bacterie in de plant gebracht, waarna een stukje van de plasmide (waarop de genen zitten die in de plant een ‘gezwel’ veroorzaken – het T-gebied) in het DNA van de gastheer wordt ingebouwd.




Slide 15 - Diapositive

Aangepaste plasmide
Met behulp van restrictie-enzymen wordt er een stuk uit het plasmide geknipt en een nieuw stuk er in geplaatst. Gewenst gen (groen) plus markergen (rood) om te bepalen of de infectie gelukt is.





Slide 16 - Diapositive

Restrictie-enzymen
Knippen DNA op bepaalde plaatsen met een bijzondere nucleïne volgorde. ‘Sticky ends’ aan beide stukken DNA zorgen ervoor dat het in te bouwen gen in het plasmide DNA wordt gebouwd.






Slide 17 - Diapositive

Restrictie-enzymen
Gebruik je hetzelfde restrictie-
enzym bij de plasmide als bij het 
in te bouwen DNA dan passen de 
'sticky ends' aan elkaar.

Slide 18 - Diapositive

Infectie met nieuwe plasmide
Ongedifferentieerde plantencellen worden besmet met de bacterie met de gemuteerde plasmide.
Het T-stuk van de plasmide wordt ingebouwd in het planten DNA en daarmee het gen wat je wilt inbouwen plus het markergen.




Slide 19 - Diapositive

Infectie met nieuwe plasmide

Alleen gemuteerde plantencellen zijn bestand tegen antibiotica (markergen).
Vanuit weefselkweek ontstaan nieuwe, gemuteerde planten.


Slide 20 - Diapositive

Doel 20.1
Je hebt een aantal aspecten van het veredelingsproces geleerd 


Slide 21 - Diapositive

Huiswerk

20.1: alle vragen

Slide 22 - Diapositive