Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
20.1 Veredelen
Slide 1 - Diapositive
Vandaag 20.1
Leerdoel 1, 2, 3
Keuze: met uitleg in de klas of zelfstandig (boek, opdrachten) op studieplein.
Slide 2 - Diapositive
Leerdoel 1
je kunt de geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij zaadplanten beschrijven en legt het effect uit op de genetische variatie.
Slide 3 - Diapositive
Ongeslachtelijke voortplanting
Ontstaat door mitose.
Kind is genetisch gelijk aan ouder.
Komt voor bij bacteriën, eencellige dieren, planten, schimmels.
Kloneren: ongeslachtelijk vermeerderen in laboratorium.
Slide 4 - Diapositive
Ongeslachtelijke voortplanting
Ontstaat door mitose.
Kind is genetisch gelijk aan ouder.
Komt voor bij bacteriën, eencellige dieren, planten, schimmels.
Kloneren: ongeslachtelijk vermeerderen in laboratorium.
Gewassen landbouw
Slide 5 - Diapositive
Ongeslachtelijke voortplanting
Ontstaat door mitose.
Kind is genetisch gelijk aan ouder.
Komt voor bij bacteriën, eencellige dieren, planten, schimmels.
Kloneren: ongeslachtelijk vermeerderen in laboratorium.
Dolly, 1996 (Schotland)
Slide 6 - Diapositive
Ongeslachtelijke voortplanting
Voordeel: je weet precies wat je hebt.
Nadeel: kleine genetische variatie. Een probleem is meteen voor alle individuen een probleem.
Slide 7 - Diapositive
Geslachtelijke voortplanting
Kind is genetisch niet gelijk aan de ouders door:
Meïose
Crossing-over
Bevruchting
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
PROFASE
Slide 10 - Diapositive
Geslachtelijke voortplanting
Voordeel: zeer grote genetische variatie: bij een probleem zijn er bijna altijd individuen die overleven.
Slide 11 - Diapositive
Leerdoel 2
Je kunt de functie van sporen bij de vermeerdering van schimmels beschrijven
Slide 12 - Diapositive
Voortplanting schimmels
Zowel ongeslachtelijk als geslachtelijk.
Ongeslachtelijk: schimmeldraden (n) produceren sporen (n) die weer nieuwe schimmeldraden vormen.
Geslachtelijk: 2 schimmeldraden fuseren en vormen een vruchtlichaam (2n), deze produceert sporen (n) die weer nieuwe schimmeldraden kunnen vormen.
Slide 13 - Diapositive
Leerdoel 3
Je kunt genetische modificatie beschrijven en de toepassingen daarvan bij plantenveredeling
Slide 14 - Diapositive
Klassieke veredeling
Klassieke veredeling: planten met gunstige eigenschappen worden met elkaar gekruist en de eigenschappen van de nakomelingen worden bekeken – hopelijk beter dan de ouderplanten.
Slide 15 - Diapositive
Moderne veredeling
Met behulp van colchicine – verdubbeling DNA.
Vorming van trekdraden wordt verhinderd tijdens de mitose (non-disjunctie). Een cel met de dubbele hoeveelheid DNA ontstaat (tetraploïde cel). Die cel opkweken tot een plant.
Effect wisselt per soort
Slide 16 - Diapositive
Moderne veredeling
Genetische modificatie
Cisgene planten – extra allelen van dezelfde soort
Transgene planten – allelen van een andere soort
Met behulp van agrobacteriën
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Agrobacteriën voor genetische modificatie
Slide 19 - Diapositive
Agrobacterie
Bij normale infectie door agro bacterie wordt een plasmide door de bacterie in de plant gebracht, waarna een stukje van de plasmide (waarop de genen zitten die in de plant een ‘gezwel’ veroorzaken – het T-gebied) in het DNA van de gastheer wordt ingebouwd.
Slide 20 - Diapositive
Aangepaste plasmide
Met behulp van restrictie-enzymen wordt er een stuk uit het plasmide geknipt en een nieuw stuk er in geplaatst. Gewenst gen (groen) plus markergen (rood) om te bepalen of de infectie gelukt is.
Slide 21 - Diapositive
Restrictie-enzymen
Knippen DNA op bepaalde plaatsen met een bijzondere nucleïne volgorde. ‘Sticky ends’ aan beide stukken DNA zorgen ervoor dat het in te bouwen gen in het plasmide DNA wordt gebouwd.
Slide 22 - Diapositive
Restrictie-enzymen
Gebruik je hetzelfde restrictie-
enzym bij de plasmide als bij het
in te bouwen DNA dan passen de
'sticky ends' aan elkaar.
Slide 23 - Diapositive
Infectie met nieuwe plasmide
Ongedifferentieerde plantencellen worden besmet met de bacterie met de gemuteerde plasmide.
Het T-stuk van de plasmide wordt ingebouwd in het planten DNA en daarmee het gen wat je wilt inbouwen plus het markergen.
Slide 24 - Diapositive
Infectie met nieuwe plasmide
Alleen gemuteerde plantencellen zijn bestand tegen antibiotica (markergen).