H2 vraag en aanbod 2.6 t/m 2.12

Welkom
4 vwo ECONOMIE  ||  2023-2024
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Welkom
4 vwo ECONOMIE  ||  2023-2024

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Prijselasticiteit van de vraag (Ev) (6,8)
Definitie prijselasticiteit van de vraag: De reactie van de vraag naar een product of dienst op een prijsverandering van een product of dienst.

Slide 2 - Diapositive

Vraag reageert op prijsverandering
Een enkele treinreis van Amsterdam naar Nijmegen kost 15,30.
de NS overweegt om de prijs te verhogen met 2,50. De verwachting is dat het aantal reizigers hierdoor met 10% afnemen op dit traject.

Bereken de procentuele verandering van de prijs (7)

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de vraag prijselastisch of prijsinelastisch? Leg je antwoord uit. (6)

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken de prijselasticiteit van de vraag. Met een procentuele verandering van de prijs van 16,3% en een procentuele verandering van de vraag van 10% afname. (8)

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef een verklaring voor het feit dat de vraag naar treinkaartjes prijselastisch of prijsinelastisch is (6)

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de spits is de vraag inelastischer dan tijdens daluren.
Geef hiervoor een verklaring (6)

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Prijselasticiteit en de omzet
Inelastisch: prijs verhogen, zorgt voor omzet verhogen; prijs verlagen, zorgt voor omzet verlagen


Elastisch: prijs verhogen, zorgt voor omzet verlagen; prijs verlagen, zorgt voor omzet verhogen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formule omzetindex
Omzetindex = prijsindex x afzetindex : 100

Bijvoorbeeld de prijs stijgt met 10% en de afzet daalt met 5%.
110 x 95 : 100 = 104,5 --> betekent dat de omzet stijgt met 4,5%

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Prijselasticiteit = -3.
Dit bedrijf moet haar prijzen verlagen om de omzet te verhogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De prijs van een frikandelbroodje stijgt met 10%
De vraag daalt met 15%
Mijn omzet:
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik verhoog de prijs met 7,5%
De vraag daalt met 2%
Mijn omzet:
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de prijselasticiteit van de vraag -1,4 is, dan is de vraag prijselastisch. De vraagverandering is dan ...I... dan de prijsverandering. Bij een prijsdaling zal de omzet ...II...
A
I. kleiner, II. dalen
B
I. kleiner, II. stijgen
C
I. groter, II. dalen
D
I. groter, II. stijgen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bespreken 2.3

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk
Maken t/m 2.12
Nakijken
  • Wat heb je goed gedaan?
  • Wat kun je beter doen?
Lees de tekst
  • Onderstrepen
  • Samenvatten

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions