2021-10-07 Latijn G2

Leerdoelen
  • Ik ken van alle naamvallen twee functies
  • Ik kan T 2 vertalen
  • Ik kan gramm. vragen over T 2 beantwoorden
    Weektaak

    • herhalen: W les 1 + alle rijtjes znw
    • leren: W les 2 (100%)





          1 / 17
          suivant
          Slide 1: Diapositive
          LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

          Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

          time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

          Éléments de cette leçon

          Leerdoelen
          • Ik ken van alle naamvallen twee functies
          • Ik kan T 2 vertalen
          • Ik kan gramm. vragen over T 2 beantwoorden
            Weektaak

            • herhalen: W les 1 + alle rijtjes znw
            • leren: W les 2 (100%)





                  Slide 1 - Diapositive

                  Begintaak

                  1. Noteer de functies van nominativus, dativus en accusativus.

                  2. Overhoor (twee aan twee) elkaar de woorden van les 2

                  Slide 2 - Diapositive

                  Woorden les 2

                  deus     favere (+?)      nomen (mv.?)      pater (mv.?)     praebere

                  esse     protegere     cogitare     uxor (mv.?)     filius     bibere

                  sic     custodire     nam     dicere     ridere      mater (mv.?)  haud

                  subito     accedere (2)     dare     sicut     femina     tradere

                  Slide 3 - Diapositive

                  Functies naamvallen

                  nominativus


                  dativus


                  accusativus
                  • onderwerp
                  • naamwoordelijk deel van het gezegde

                  • meewerkend voorwerp
                  • bij bepaalde werkwoorden

                  • lijdend voorwerp
                  • bij bepaalde voorzetsels

                  Slide 4 - Diapositive

                  Naamwoordelijk deel van het gezegde
                  • alleen bij koppelwerkwoord (esse)
                  • staat in de nominativus
                  • zegt iets over het onderwerp (ook in de nom!)

                  Dat kind is altijd ziek.
                  De vrouwen zijn gisteren weggegaan.
                  Jullie zijn de beste spelers.
                  De jongen rent snel naar huis.
                  De meisjes waren doodmoe.



                  Slide 5 - Diapositive

                  Pak je tekst boek op blz. 25 (tekst 2)

                  Vertaal T2, r. 1-8. Schrijf de vertaling in je schrift.

                  Slide 6 - Diapositive

                  Noteer naamval, getal en functie
                  pastor (regel 1)

                  Slide 7 - Question ouverte

                  Noteer naamval, getal en functie
                  flumen (regel 2)

                  Slide 8 - Question ouverte

                  Noteer naamval, getal en functie
                  infantes (regel 3)

                  Slide 9 - Question ouverte

                  Noteer persoon en getal
                  videt (regel 4)

                  Slide 10 - Question ouverte

                  Zet in andere getal
                  videt (regel 5)

                  Slide 11 - Question ouverte

                  Zet in andere getal
                  lupam (regel 6)

                  Slide 12 - Question ouverte

                  Noteer naamval, getal en functie
                  pueris (regel 7)

                  Slide 13 - Question ouverte

                  Noteer naamval, getal en functie
                  pueri (regel 8)

                  Slide 14 - Question ouverte

                  femin-a
                  femin-ae
                  femin-ae
                  femin-am
                  femin-a
                  femin-ae
                  femin-arum
                  femin-is
                  femin-as
                  femin-is
                  serv-us
                  serv-i
                  serv-o
                  serv-um
                  serv-o  
                  serv-i
                  serv-orum
                  serv-is
                  serv-os    serv-is

                  rex
                  reg-is
                  reg-i
                  reg-em
                  reg-e
                  reg-es
                  reg-um
                  reg-ibus
                  reg-es
                  reg-ibus
                  don-um
                  don-i
                  don-o
                  don-um
                  don-o
                  don-a
                  don-orum
                  don-is
                  don-a
                  don-is

                  nomen
                  nomin-is
                  nomin-i
                  nomen
                  nomin-e
                  nomi-a
                  nomin-um
                  nomin-ibus
                  nomin-a
                  nomin-ibus

                  Slide 15 - Diapositive

                  Woorden les 2

                  deus     favere (+?)      nomen (mv.?)      pater (mv.?)     praebere

                  esse     protegere     cogitare     uxor (mv.?)     filius     bibere

                  sic     custodire     nam     dicere     ridere      mater (mv.?)  haud

                  subito     accedere (2)     dare     sicut     femina     tradere

                  Slide 16 - Diapositive

                  Leerdoelen
                  • Ik ken van alle naamvallen twee functies
                  • Ik kan T 2 vertalen
                  • Ik kan gramm. vragen over T 2 beantwoorden
                    Weektaak

                    • herhalen: W les 1 + alle rijtjes znw
                    • leren: W les 2 (100%)





                          Slide 17 - Diapositive