4Ka - opfrislesje hoofdletters en leestekens

vrijdag 5 maart 2021
volgende week bezig met nieuwe oefenopdracht (artikel)
vandaag: bezig met spelling
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

vrijdag 5 maart 2021
volgende week bezig met nieuwe oefenopdracht (artikel)
vandaag: bezig met spelling

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Spelling
  • Leestekens
  • Je leert het belang van leestekens 

Slide 3 - Diapositive

Wat is goed?

A
Let's eat, Granny!
B
Let's eat Granny!

Slide 4 - Quiz

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen.


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 5 - Diapositive

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


Hoofdletters en leestekens:


- maken een tekst duidelijker en beter te lezen.

- zorgen ervoor dat de lezer de tekst zo ook beter kan begrijpen.

Slide 6 - Diapositive

KOMMA          ,

Een komma:


- maakt een zin overzichtelijker

- staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt.

Slide 7 - Diapositive

KOMMA (1)

- Als pauzeteken in een zin:


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.



Slide 8 - Diapositive

KOMMA (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille en bosvruchten.



Slide 9 - Diapositive

KOMMA (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 10 - Diapositive

KOMMA (4)

- Na de aanhef en afsluiting van een zakelijke brief of e-mail of na een aanspreking:

  • Geachte heer Jansen,
  • Met vriendelijke groet,
  • Johan, doe je de deur even dicht?



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 11 - Diapositive

DUBBELE PUNT          :

Een komma:


- maakt een zin overzichtelijker

- staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt.

Slide 12 - Diapositive

DUBBELE PUNT (1)

- Voor een opsomming


Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.



Slide 13 - Diapositive

DUBBELE PUNT (2)

- In plaats van want of immers (dus voor een uitleg)


Ik ga niet mee naar de film: ik moet huiswerk maken.



Slide 14 - Diapositive

DUBBELE PUNT (3)

- Voor een gedachte


Ik heb bij mezelf gedacht: ik ga verhuizen naar Breda.



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 15 - Diapositive

DUBBELE PUNT (4)
Voor een citaat/de directe rede: 

De leraar biologie zei: 'De korenwolf komt alleen in Limburg voor.'

Slide 16 - Diapositive

AANHALINGSTEKENS          '......'

Gebruik je:


- bij een citaat

- bij woorden die extra nadruk hebben

- als iets spottend bedoeld is

- bij zelfbedachte woorden

Slide 17 - Diapositive

AANHALINGSTEKENS (1)

- Bij een citaat


Brenda vroeg: 'Heeft iemand een oplader te leen? Ik ben die van mij kwijt.'



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 18 - Diapositive

AANHALINGSTEKENS (2)

- als het woord extra nadruk krijgt


Brenda zei 'Hallo' tegen mij.



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 19 - Diapositive

AANHALINGSTEKENS (3)

- als het woord spottend bedoeld is


Iedereen was 'goed bezig' via Teams.



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 20 - Diapositive

AANHALINGSTEKENS (3)

- als het woord zelfbedacht is


Mijn 'moepie' is de allerliefste.



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 21 - Diapositive

PUNTKOMMA      ;

Gebruik je:


- tussen twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen

- als afsluiting van lange opsommingen die onder elkaar staan

Slide 22 - Diapositive

PUNTKOMMA (1)

- tussen twee hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen


We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.




Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 23 - Diapositive

PUNTKOMMA (2)

- als afsluiting van lange opsommingen die onder elkaar staan






Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 24 - Diapositive

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

Slide 26 - Question ouverte

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quiz

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quiz

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quiz

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?


De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:

Wat wordt dan het verschil in de betekenis?

Slide 32 - Diapositive

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?

Degene die de vraag stelt verschilt.


 1 = 
Mike vroeg: ‘Vera, heb je de toets goed gemaakt?’
Dan vraagt Mike iets aan Vera.

2 = ‘Mike,’ vroeg Vera ‘heb je de toets goed gemaakt?’
Dan vraagt Vera iets aan Mike.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Let op: geen hoofdletter
  • 's Hertogenbosch - 't Regent
  • 22 leerlingen - 80% van de bevolking
  • Windstreken: Het zuiden van het land
  • Samenstelling van feestdagen: kerstkaart
  • Seizoenen, dagen en maanden



Slide 38 - Diapositive

Alle feestdagen krijgen een hoofdletter
Dus: Eerste Kerstdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Nieuwjaarsdag. 
Let op: het is 'oudjaar'.

Samenstellingen van feestdagen zijn met een kleine letter.
Dus: kerstboom, paashaas, oudjaarslot. 

Slide 39 - Diapositive

Welke zin is goed?
A
Wij kamperen op camping Het Kompas.
B
Wij kamperen op camping het Kompas.
C
Wij kamperen op camping het kompas.
D
Wij kamperen op camping Het kompas.

Slide 40 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De winter begint in december.
B
De winter begint in December.

Slide 41 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De brug over De Rijn is erg breed.
B
De brug over de Rijn is erg breed.
C
De brug over de rijn is erg breed.
D
De brug over De rijn is erg breed.

Slide 42 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Hij heeft franse wijn gekocht.
B
Hij heeft Franse wijn gekocht.

Slide 43 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Onze buurvrouw heet josé de Boer.
B
Onze buurvrouw heet josé de boer.
C
Onze buurvrouw heet José De Boer.
D
Onze buurvrouw heet José de Boer.

Slide 44 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De zon gaat onder in het Westen.
B
De zon gaat onder in het westen.

Slide 45 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Met kerst komen mijn opa en oma eten.
B
Met Kerst komen mijn opa en oma eten.

Slide 46 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Elisah kreeg wel 25 kerstkaarten.
B
Elisah kreeg wel 25 Kerstkaarten.

Slide 47 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik kreeg 19 punten voor deze quiz.
B
Ik kreeg negentien punten voor deze quiz.

Slide 48 - Quiz

Waarom schrijf je negentien in letters en niet als '19'?

Slide 49 - Question ouverte

Einde

Slide 50 - Diapositive