paragraaf 3.4 herh + 3.5

Wat heb je nodig deze les:
- Laptop of PC waarop je deze les volgt. Je kunt deze les niet volgen op alleen je mobiel!
- Je mobiel: De app Lesson Up (download hem eerst als je deze nog niet hebt, deze gebruiken we dit lesuur en heb je verplicht nodig.)

Ik heb jullie microfoon nu niet gedempt omdat we die nodig hebben deze les.
Als ik ga starten moet je microfoon uitstaan. Camera moet aan. 





1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat heb je nodig deze les:
- Laptop of PC waarop je deze les volgt. Je kunt deze les niet volgen op alleen je mobiel!
- Je mobiel: De app Lesson Up (download hem eerst als je deze nog niet hebt, deze gebruiken we dit lesuur en heb je verplicht nodig.)

Ik heb jullie microfoon nu niet gedempt omdat we die nodig hebben deze les.
Als ik ga starten moet je microfoon uitstaan. Camera moet aan. 





Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Rückblick:
Grammatica C: Dagindeling
Grammatica A: Persoonlijk voornaamwoord
Ziele:
Ik weet wat een bezittelijk voornaamwoord is.
Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits vertalen. 
Aufgaben:
Online
Kontrolle:
Samen de les afsluiten.

Slide 2 - Diapositive

Gramm. C blz. 60
Lees grammatica C

(opdracht 37)

Slide 3 - Diapositive

van 9u-12 uur 's Ochtends
A
Am Morgen
B
Am Vormittag
C
Am Mittag
D
Am Nachmittag

Slide 4 - Quiz

Van 13uur tot 19uur 's middags
A
Am Abend
B
Am Morgen
C
Am Mittag
D
Am Nachmittag

Slide 5 - Quiz

Grammatica A: 
Het persoonlijk voornaamwoord (blz. 58) 
Persoonlijk voornaamwoord: vervangen

mannelijke woorden --> er
vrouwelijke woorden --> sie
Onzijdige woorden --> es
meervoud --> sie

Slide 6 - Diapositive

Grammatica A: 
Het persoonlijk voornaamwoord (blz. 58) 
Persoonlijk voornaamwoord: vervangen

mannelijke woorden --> er 
Voorbeeld:
Der Ball ist rund
Vervangen: Er ist rund


Slide 7 - Diapositive

Grammatica A: 
Het persoonlijk voornaamwoord (blz. 58) 
Persoonlijk voornaamwoord: vervangen

vrouwelijke woorden --> sie
Voorbeeld:
Die Zeit ist zu kurz
Vervangen: sie ist zu kurz

Slide 8 - Diapositive

Grammatica A: 
Het persoonlijk voornaamwoord (blz. 58) 
Persoonlijk voornaamwoord: vervangen

onzijdige woorden --> es
Voorbeeld:
Das Kind wohnt in Utrecht
Vervangen: es wohnt in Utrecht 


Slide 9 - Diapositive

Grammatica A: 
Het persoonlijk voornaamwoord (blz. 58) 
Persoonlijk voornaamwoord: vervangen

meervoud woorden --> sie
Voorbeeld:
Tom und Lisa wohnen in Utrecht
Vervangen: sie wohnen in Utrecht 
sie = stam + en

Slide 10 - Diapositive

Grammatica A: 
Het persoonlijk voornaamwoord (blz. 58) 
Overzicht:
1. mannelijk (der Bruder / ein Bruder) --> vervangen voor er
2. vrouwelijk (die Mutter / eine Schwester) --> vervangen voor sie
3. onzijdig (das Kind / ein Haus) --> vervangen voor es
4. meervoud (die Kinder/ die Eltern) --> vervangen voor sie

Waarom nodig: 
Zodat je niet steeds hetzelfde woord hoeft te gebruiken

Slide 11 - Diapositive

(Das Konzert) ist super!
A
er
B
sie (enkelvoud)
C
es
D
sie (meervoud)

Slide 12 - Quiz

Der Junge ist lieb.
A
er
B
sie (enkelvoud)
C
es
D
sie (meervoud)

Slide 13 - Quiz

Die Konzerten waren Super!
A
er
B
sie (enkelvoud)
C
es
D
sie (meervoud)

Slide 14 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 

De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Slide 15 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord bij een persoon

ik - mijn- mein   

jij- jouw- dein 

  zij- haar- ihr   

hij - zijn - sein  

 het- zijn- sein    

wij - ons\onze - unser

jullie -jullie-euer     

zij- hun - ihr       

  u - uw - Ihr


Slide 16 - Diapositive

Let op!!!


Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Jij schrijf niet :

Das ist eine meine Schule

Slide 17 - Diapositive

Das ist Ihr Fahrrad.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
das
B
ist
C
Ihr
D
Fahrrad

Slide 18 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 19 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
23 Jahre
D
alt

Slide 20 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
Regels: 
1. Vertaal het bez. vnw
2. Kijk welk woord achter het bez. vnw staat.
3. Is het mannelijk/onzijdig? 
--> bez. vnw blijft gelijk.
4. Is het vrouwelijk/meervoud?
--> bez. vnw +e
mijn
mein(e)
jouw
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
onze
unser(e)
jullie
euer(e)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 21 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord:

(mijn) Frau ist lieb

antwoord: meine


mijn
mein(e)
jouw
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
onze
unser(e)
jullie
euer(e)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 22 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord:

Katrin ist (onze) Tochter 

antwoord: unsere


mijn
mein(e)
jouw
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
onze
unser(e)
jullie
euer(e)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 23 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord:

(haar) Sohn ist klein

antwoord: ihr


mijn
mein(e)
jouw
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
onze
unser(e)
jullie
euer(e)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 24 - Diapositive

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 25 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 26 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 27 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 28 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 29 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 30 - Quiz

Ik snap de regels van het bezittelijk voornaam woord
A
ja
B
beetje
C
nee

Slide 31 - Quiz

Maken online:
Paragraaf 3.5

Lees ook echt de uitleg in je tekstboek!

maken: 45+46+47+48+49+50
Leren woorden Lernbox 1+2+3+4

Slide 32 - Diapositive