5.4 Voortplanten MH

5.4 Voortplanten
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.4 Voortplanten

Slide 1 - Diapositive

Eerst even herhalen....Hoe zat het ook alweer?
Leerdoelen 5.3:
Je kunt de stoffen die planten eten noemen. 
Je kunt in een schematische tekening aanwijzen op welke plek deze stoffen door de plant worden opgenomen. (blz 105 leerboek, bron 2) 
Je kunt omschrijven hoe een plant glucose maakt. 
Je kunt het proces van fotosynthese uitleggen (blz 106, bron 5) 

Een paar vragen om dit te testen.....

Slide 2 - Diapositive

Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water

Slide 3 - Question de remorquage

+
+
Reactieschema van de fotosynthese
Glucose
Water
Licht
Koolstofdioxide
O2

Slide 4 - Question de remorquage

Waar in de cel vindt fotosynthese plaats? 
Fotosynthese
1
2
3
4
5

Slide 5 - Question de remorquage

Wat ga je leren?
Op de volgende dia de leerdoelen van 5.4

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen 5.4: Voortplanten
  1. Je kunt de delen van een bloem benoemen en hiervan een schematische tekening maken. (bloembodem, kelkbladeren, nectarkliertjes, kroonbladeren, stamper, meeldraden) 
  2. Je kunt van de delen van een bloem de kenmerken en functies noemen. 
  3. Je kunt in een schematische tekening de onderdelen van de meeldraad en stamper benoemen.  
  4. Je kunt het proces van bestuiving omschrijven. 
  5. Je kent de verschillen tussen bestuiving door de wind en door insecten. 
  6. Je kunt het proces van bevruchting uitleggen. (blz 111 leerboek en bron 7) 
  7. Je kent de verschillende manieren van het verspreiden van zaden 
  8. Je kunt de levenscyclus van een bonenplant omschrijven. 
  9. Je kunt uitleggen wat het stekken van een plant is. 

Slide 7 - Diapositive

5.4 voortplanten
Een plant krijgt bloemen voor de voortplanting.
Dat betekent dat er nieuwe planten ontstaan.

Uit welke delen bestaat een bloem eigenlijk?

Slide 8 - Diapositive

Leerdoel: Je kunt de delen van een bloem benoemen en hiervan een schematische tekening maken. 
Hiernaast zie je de onderdelen van een bloem.
Deze onderdelen moet je kennen en ook weten wat de functie van elk onderdeel is

Op de volgende dia zie je een time laps film met verschillende bloemen

Slide 9 - Diapositive

0

Slide 10 - Vidéo

Onderdelen van een bloem met de functie
Bloembodem: Hierop zitten andere delen van de bloem vast.
Kelkbladeren: groene blaadjes, beschermen de bloem tegen kou, uitdroging, en beschadiging als de bloem in de knop zit.
Nectarkliertjes: Klieren onderin de bloem, die nectar maken= zoete stof die insecten eten.
Kroonbladeren: gekleurde bloemblaadjes, hiermee lokt de plant insecten.
Stamper: middenin de bloem, is voor de voortplanting
Meeldraden: staan rondom stamper, zijn voor voortplanting

Slide 11 - Diapositive

0

Slide 12 - Vidéo

Je kunt in een schematische tekening de onderdelen van de meeldraad en stamper benoemen.  

Slide 13 - Diapositive

De stempel, stijl en het vruchtbeginsel samen heet de stamper. In het vruchtbeginsel zit een zaadbeginsels. In een zaadbegincel zit een eicel. 
Dit zijn de 'vrouwelijke geslachtsdelen' van de bloem! 

Slide 14 - Diapositive

De helmknop en het helmdraad vormen samen de meeldraad

De stuifmeelkorrels zijn de mannelijke voortplantingscellen, te vergelijken met zaadcellen van mensen. 
Dit zijn dus de 'mannelijke geslachtsdelen'  van de bloem!

Slide 15 - Diapositive

Kelkbladeren
6
Helmknop met helmhokjes
8
Stuifmeelkorrel (mannelijke geslachtscel)
2
Kroonblad
1
Eicel
5
Zaadbeginsel
4
Vruchtbeginsel
13
Stijl
12
Stempel
11
Stamper
14
Helmdraad
9
Stuifmeelbuis (Pollenbuis)
3
Meeldraad
10
Leer de onderdelen van de bloem
Bloemsteel
7

Slide 16 - Diapositive

In de volgende dia gaan we het leerdoel testen....
Ken je alle onderdelen?
Je kunt de delen van een bloem benoemen en hiervan een schematische tekening maken. (bloembodem, kelkbladeren, nectarkliertjes, kroonbladeren, stamper, meeldraden)

Je kunt in een schematische tekening de onderdelen van de meeldraad en stamper benoemen.  

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

+
+
Reactieschema van de fotosynthese
Glucose
Water
Licht
Koolstofdioxide
O2

Slide 19 - Question de remorquage

Waar in de cel vindt fotosynthese plaats? 
Fotosynthese
1
2
3
4
5

Slide 20 - Question de remorquage

Bestuiving=
 "stuifmeel van de meeldraden van een bloem gaan naar de stamper van een bloem van dezelfde soort plant"

Dit kan zijn eigen vrouwelijke deel zijn. (=zelfbestuiving)
Of het vrouwelijke deel van een andere bloem. (=kruisbestuiving)

Slide 21 - Diapositive

Hoe heet het proces
op het plaatje?
A
overdrachtbestuiving
B
zelfbestuiving
C
kruisbestuiving
D
automatische bestuiving

Slide 22 - Quiz

Bestuiving
Bestuiving gebeurt door insecten of door de wind
Insecten 
Wind


Slide 23 - Diapositive

Bestuiving
Bestuiving gebeurt door insecten of door de wind
Insecten
Wind

Het filmpje in de volgende dia laat zien hoe

Slide 24 - Diapositive

0

Slide 25 - Vidéo

Verschil insectenbloem en windbloem

Slide 26 - Diapositive

Insectenbloem
Windbloem
geen 
kroonbladeren
nectar
meeldraden 
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig

Slide 27 - Question de remorquage

Een insectenbloem heeft opvallende kroonbladeren om insecten te lokken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Bekijk de afbeelding

BOVEN: insectenbloem

ONDER: windbloem


A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Leerdoel: Je kunt het proces van bevruchting uitleggen. (blz 111 leerboek en bron 7) 
In de film in de volgende dia wordt de levenscyclus van een tomatenplant  zoals je deze in bron 7 hiernaast ziet uitgelegd.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Hoe worden zaden verspreid?
Op 3 manieren:
1. Door de wind
2. Door dieren
3. Door de plant zelf

De volgende dia laat een filmpje zien waarin deze 3 manieren van zaadverspreiding verder worden uitgelegd. 

Slide 32 - Diapositive

Huiswerk deze week:
Zorg dat je de leerdoelen van 5.3 kent

Maken vragen van par. 5.4

Slide 33 - Diapositive